Overzicht
Zweeds naar Duits: Meer gegevens...
-
ovanlig:
- merkwürdig; eigenartig; komisch; wunderlich; irrsinnig; irre; lächerlich; kurios; eigen; gediegen; seltsam; außergewöhnlich; ungewöhnliche; außerordentlich; ungewöhnlich; ungebräuchlich; unüblich; besonders; äußerst; höchst; extrem; schlimmst; speziell; furchtbar; einzigartig; sonderbar; exklusive; ultra; selten; ungewohn; exzentrisch; besonder; spezial; ausschließlich; exklusiv
-
Wiktionary:
- ovanlig → selten, rar, ungewöhnlich
- ovänlig → brummig, unwirsch, unfreundlich, düster, schlechtgelaunt, widerwärtig, unangenehm, langweilig, öde
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor ovanlig (Zweeds) in het Duits
ovanlig:
-
ovanlig (merkvärdigt; konstig; underlig; konstigt; sällsamt; underligt; ovanligt)
merkwürdig; eigenartig; komisch; wunderlich; irrsinnig; irre; lächerlich; kurios; eigen; gediegen; seltsam-
merkwürdig bijvoeglijk naamwoord
-
eigenartig bijvoeglijk naamwoord
-
komisch bijvoeglijk naamwoord
-
wunderlich bijvoeglijk naamwoord
-
irrsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
irre bijvoeglijk naamwoord
-
lächerlich bijvoeglijk naamwoord
-
kurios bijvoeglijk naamwoord
-
eigen bijvoeglijk naamwoord
-
gediegen bijvoeglijk naamwoord
-
seltsam bijvoeglijk naamwoord
-
-
ovanlig (exeptionell; exeptionellt; ovanligt; extraordinärt)
außergewöhnlich; ungewöhnliche; außerordentlich-
außergewöhnlich bijvoeglijk naamwoord
-
ungewöhnliche bijvoeglijk naamwoord
-
außerordentlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
ovanlig (ovanligt)
ungewöhnlich; ungebräuchlich; unüblich-
ungewöhnlich bijvoeglijk naamwoord
-
ungebräuchlich bijvoeglijk naamwoord
-
unüblich bijvoeglijk naamwoord
-
-
ovanlig (ovanligt; extrem)
besonders; äußerst; höchst; extrem; außergewöhnlich; schlimmst; speziell; außerordentlich; furchtbar; merkwürdig; einzigartig; sonderbar; exklusive; ungewöhnlich; ultra; selten; unüblich; ungewohn; exzentrisch-
besonders bijvoeglijk naamwoord
-
äußerst bijvoeglijk naamwoord
-
höchst bijvoeglijk naamwoord
-
extrem bijvoeglijk naamwoord
-
außergewöhnlich bijvoeglijk naamwoord
-
schlimmst bijvoeglijk naamwoord
-
speziell bijvoeglijk naamwoord
-
außerordentlich bijvoeglijk naamwoord
-
furchtbar bijvoeglijk naamwoord
-
merkwürdig bijvoeglijk naamwoord
-
einzigartig bijvoeglijk naamwoord
-
sonderbar bijvoeglijk naamwoord
-
exklusive bijvoeglijk naamwoord
-
ungewöhnlich bijvoeglijk naamwoord
-
ultra bijvoeglijk naamwoord
-
selten bijvoeglijk naamwoord
-
unüblich bijvoeglijk naamwoord
-
ungewohn bijvoeglijk naamwoord
-
exzentrisch bijvoeglijk naamwoord
-
-
ovanlig (ovanligt; exeptionellt)
außergewöhnlich; besonder; außerordentlich; einzigartig; ungewöhnlich; seltsam; merkwürdig; sonderbar; exklusive-
außergewöhnlich bijvoeglijk naamwoord
-
besonder bijvoeglijk naamwoord
-
außerordentlich bijvoeglijk naamwoord
-
einzigartig bijvoeglijk naamwoord
-
ungewöhnlich bijvoeglijk naamwoord
-
seltsam bijvoeglijk naamwoord
-
merkwürdig bijvoeglijk naamwoord
-
sonderbar bijvoeglijk naamwoord
-
exklusive bijvoeglijk naamwoord
-
-
ovanlig (specialt; ovanligt)
Vertaal Matrix voor ovanlig:
Synoniemen voor "ovanlig":
ovänlig:
Synoniemen voor "ovänlig":
Wiktionary: ovänlig
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ovänlig | → brummig; unwirsch; unfreundlich | ↔ bougon — (familier, fr) Qui a tendance à bougonner. |
• ovänlig | → brummig; unwirsch; unfreundlich | ↔ grognon — Qui grogner. — usage N’a pas de féminin quand il s’applique aux personnes. |
• ovänlig | → düster; schlechtgelaunt; widerwärtig; unangenehm; brummig; unwirsch; unfreundlich; langweilig; öde | ↔ maussade — D’humeur chagrin ; sombre ; ombrageux ; morose ; renfrogné. |
• ovänlig | → brummig; unwirsch; unfreundlich | ↔ quinteux — Qui est fantasque, qui est sujet à des quintes, à des accès de mauvaise humeur. |