Overzicht
Zweeds naar Duits: Meer gegevens...
- konstant:
- Wiktionary:
Duits naar Zweeds: Meer gegevens...
- konstant:
- Wiktionary:
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor konstant (Zweeds) in het Duits
konstant:
-
konstant
-
konstant (stabil; ouppörligt; stabilt; stadigt)
beständig; gleichmäßig; regelmäßig; wiederholt; turnusmäßig-
beständig bijvoeglijk naamwoord
-
gleichmäßig bijvoeglijk naamwoord
-
regelmäßig bijvoeglijk naamwoord
-
wiederholt bijvoeglijk naamwoord
-
turnusmäßig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor konstant:
Synoniemen voor "konstant":
Wiktionary: konstant
konstant
Cross Translation:
adjective
noun
-
Informatik: Speicherplatz, der nur einmal belegt wird und danach während des gesamten Programmablaufs nicht verändert werden kann
-
allgemein: etwas, das sich innerhalb eines bestimmten Zeitraumes oder Zusammenhangs nicht verändert, sondern gleich oder bestehen bleibt
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• konstant | → konstant; beständig | ↔ constant — unchanged through time |
• konstant | → regelmäßig; stetig; ständig | ↔ constant — consistently recurring over time |
• konstant | → Fixwert; Konstante | ↔ constant — that which is permanent or invariable |
• konstant | → fest; konstant | ↔ constant — steady |
• konstant | → Konstante | ↔ constant — science: property that does not change |
• konstant | → Konstante | ↔ constant — algebra: quantity that remains fixed |
• konstant | → Konstante | ↔ constant — identifier that is bound to an invariant value |
Duits
Uitgebreide vertaling voor konstant (Duits) in het Zweeds
konstant:
-
konstant (ständig; immer; dauernd; fortwährend; andauernd; anhaltend; unverdrossen; ununterbrochen)
ständigt; bestående; kontinuerlig; permanent-
ständigt bijvoeglijk naamwoord
-
bestående bijvoeglijk naamwoord
-
kontinuerlig bijvoeglijk naamwoord
-
permanent bijvoeglijk naamwoord
-
-
konstant (andauernd; anhaltend; kontinuierlich; fortwährend; ununterbrochen; unablässig; unaufhörlich; unabgebrochen; durchgehend; fortgesetzt)
kontinuerlig; kontinuerligt; oavbrutet; oavbruten-
kontinuerlig bijvoeglijk naamwoord
-
kontinuerligt bijvoeglijk naamwoord
-
oavbrutet bijvoeglijk naamwoord
-
oavbruten bijvoeglijk naamwoord
-
-
konstant (andauernd; kontinuierlich; dauernd; fortwährend; dauerhaft; beständig; anhaltend; permanent; bleibend)
kontinuerlig; ständigt; fortlöpande-
kontinuerlig bijvoeglijk naamwoord
-
ständigt bijvoeglijk naamwoord
-
fortlöpande bijvoeglijk naamwoord
-
-
konstant (ununterbrochen; kontinuierlich; durchgehend; andauernd; unablässig; fortwährend; anhaltend; unaufhörlich; fortgesetzt; unabgebrochen)
ständig; evinnerligt; ständigt; evinnerlig; evigt-
ständig bijvoeglijk naamwoord
-
evinnerligt bijvoeglijk naamwoord
-
ständigt bijvoeglijk naamwoord
-
evinnerlig bijvoeglijk naamwoord
-
evigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
konstant (unermüdlich; ständig; kontinuierlich; andauernd; anhaltend; unablässig; fortwährend; ununterbrochen; unverdrossen)