Zweeds
Uitgebreide vertaling voor högspråk (Zweeds) in het Duits
högspråk: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- hög: hoch; hochgelegen; laut; lautstark; lärmend; geräuschvoll; Menge; Masse; Haufen; Stoß; Stapel; Häufung; Ansammlung; groß; stattlich; schlank; Warf; Pfahl; Wurte; hochgewachsen; Heuschober; hochgestellt; Rammpfahl; Grundsäule; Terp
- språk: Sprache; Rede; Mundart; Dialekt; Heimatsprache; Programmiersprache; Computersprache
- håg: Einstellung; Hang; Tendenz; Trend; Neigung; Gesinnung; Vorliebe; Geneigtheit
Spelling Suggesties voor: högspråk
- Searching for suggestions...
Wiktionary: högspråk
högspråk
noun
-
Linguistik: verbindliche Form der geschriebenen und gesprochenen Sprache, die auch als Maßstab für den Schulunterricht gilt
Computer vertaling door derden:
Duits
Suggesties voor högspråk in het Duits
Spelling Suggesties voor: högspråk
- Searching for suggestions...
Computer vertaling door derden: