Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Duits ->Zoek: båt

Zweedse en Duitse zoekresultaten voor: båt

Overzicht
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. båt:
  2. Wiktionary:
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bitten:
  2. Wiktionary:

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor båt (Zweeds) in het Duits

båt:

båt [-en] zelfstandig naamwoord

  1. båt (farkost; skepp; fartyg)
    Fahrzeug
    • Fahrzeug [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor båt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Fahrzeug båt; farkost; fartyg; skepp bil; fordon

Synoniemen voor "båt":


Wiktionary: båt

båt
noun
  1. kleines Wasserfahrzeug
Cross Translation:
FromToVia
• båt → Boot; Schiff ↔ boat — water craft
• båt → Boot ↔ boot — een klein vaartuig
• båt → Schiff; Boot; Kahn ↔ bateau — Ouvrage flottant destiné à la navigation

Verwante vertalingen van båt



Duits

Uitgebreide vertaling voor båt (Duits) in het Zweeds

båt vorm van bitten:

bitten werkwoord (bitte, bittest, bittet, bat, batet, gebeten)

  1. bitten (beantragen; fragen; ersuchen; )
    anhålla om; bönfalla; petitionera
    • anhålla om werkwoord (anhåller om, anhöll om, anhållit)
    • bönfalla werkwoord (bönfallar, bönfallade, bönfallat)
    • petitionera werkwoord (petitionerar, petitionerade, petitionerat)
  2. bitten (flehen; beten; beantragen; )
    fråga; be; anropa; tigga; bönfalla
    • fråga werkwoord (frågar, frågade, frågat)
    • be werkwoord (ber, bad, bett)
    • anropa werkwoord (anropar, anropade, anropat)
    • tigga werkwoord (tigger, tiggde, tiggt)
    • bönfalla werkwoord (bönfallar, bönfallade, bönfallat)
  3. bitten (beten; betteln; flehen)
    be; bedja
    • be werkwoord (ber, bad, bett)
    • bedja werkwoord (ber, bad, bett)
  4. bitten (einladen)
    bjuda
    • bjuda werkwoord (bjuder, bjöd, bjudit)
  5. bitten (beten; flehen; betteln)
    böna; be; bedja; bönfalla
    • böna werkwoord (bönar, bönade, bönat)
    • be werkwoord (ber, bad, bett)
    • bedja werkwoord (ber, bad, bett)
    • bönfalla werkwoord (bönfallar, bönfallade, bönfallat)
  6. bitten (betteln)
    tigga; bedja
    • tigga werkwoord (tigger, tiggde, tiggt)
    • bedja werkwoord (ber, bad, bett)

Conjugations for bitten:

Präsens
  1. bitte
  2. bittest
  3. bittet
  4. bitten
  5. bittet
  6. bitten
Imperfekt
  1. bat
  2. batest
  3. bat
  4. baten
  5. batet
  6. baten
Perfekt
  1. habe gebeten
  2. hast gebeten
  3. hat gebeten
  4. haben gebeten
  5. habt gebeten
  6. haben gebeten
1. Konjunktiv [1]
  1. bitte
  2. bittest
  3. bitte
  4. bitten
  5. bittet
  6. bitten
2. Konjunktiv
  1. bäte
  2. bätest
  3. bäte
  4. bäten
  5. bätet
  6. bäten
Futur 1
  1. werde bitten
  2. wirst bitten
  3. wird bitten
  4. werden bitten
  5. werdet bitten
  6. werden bitten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bitten
  2. würdest bitten
  3. würde bitten
  4. würden bitten
  5. würdet bitten
  6. würden bitten
Diverses
  1. bitte
  2. bittet !
  3. bitten Sie !
  5. gebeten
  6. bittend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bitten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
böna Bohne; Mädchen; Mädel; braune Bohne
fråga Abfrage; Anfrage; Angelegenheit; Fall; Frage; Interpellation; Problem; Sache; Streitfrage; Substanz
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anhålla om anfordern; anfragen; ansuchen; beantragen; bitten; ersuchen; fragen ansuchen; beantragen; einen Antrag machen; ersuchen
anropa anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen anreden; anrufen; ansprechen; aufrufen; einrufen; herbeirufen
be anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen abdecken; abhäuten; enthäuten; schinden
bedja beten; betteln; bitten; flehen erwarten; herbeisehnen; hoffen; wünschen
bjuda bitten; einladen einladen; engagieren
böna beten; betteln; bitten; flehen
bönfalla anfordern; anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen; fragen
fråga anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen ausforschen; befragen; eine Frage stellen; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; erproben; fahnden; forschen; fragen; informieren; nachforschen; nachfragen; nachgehen; nachspüren; prüfen; sich fragen; spüren; suchen; untersuchen; verwundern; überprüfen
petitionera anfordern; anfragen; ansuchen; beantragen; bitten; ersuchen; fragen
tigga anfragen; ansuchen; beantragen; beten; betteln; bitten; ersuchen; flehen abhandenmachen; abschmeicheln; erbetteln

Synoniemen voor "bitten":


Wiktionary: bitten

bitten
  1. (transitiv) jemanden in höflicher Form zu etwas einladen
  2. (transitiv) jemanden in höflicher Form nach etwas fragen, sich in höflicher Form an jemanden wenden, jemanden um etwas ersuchen, einen Wunsch ausdrücken
    • bitten → be
Cross Translation:
FromToVia
• bitten → be; om ↔ ask — make a request
• bitten → bönfalla; be ↔ pray — to beg humbly for aid
• bitten → be om ↔ vragen — mondeling of schriftelijk actie verzoeken
• bitten → be ↔ bidden — dringend iets vragen, smeken
• bitten → ansöka; bedja; fråga; spörja; anmoda ↔ demander — Indiquer à quelqu’un par des paroles, par un écrit ou tout autre moyen ce qu’on désire obtenir de lui.
• bitten → bedja; anmoda; ansöka ↔ prier — adorer la divinité en lui demander une grâce, en la remercier d’une grâce.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0919 seconde
Page rendered in 1.0 seconds