Overzicht
Zweeds naar Duits: Meer gegevens...
-
listig:
- link; schlau; berechnend; gerissen; raffiniert; hinterlistig; listig; gewichst; spitzfindig; falsch; gewandt; verschlagen; hinterhältig; verschmitzt; durchtrieben; ausgekocht; abgefeimt; schlangenartig; eigennützig; intelligent; klug; nett; witzig; clever; pfiffig; geschickt; gewiegt; gescheit; schlagfertig; geübt; flott; aufgeweckt; behende; scharfsinnig; ausgeschlafen; flink; beschwerlich; belastend; lästig
- Schlauheit; Falschheit; Pfiffigkeit; Gerissenheit; Hinterlist; Listigkeit; Niederträchtigkeit; Gewiegtheit; Finesse; Raffinement; Spitzfindigkeit; Verschlagenheit; Geschliffenheit
-
Wiktionary:
- listig → gescheit
- listig → scharfsinnig, listig, gerissen, schlau
Duits naar Zweeds: Meer gegevens...
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor listig (Zweeds) in het Duits
listig:
-
listig (slug; slugt; listigt; beräknad)
link; schlau; berechnend; gerissen; raffiniert; hinterlistig; listig; gewichst; spitzfindig; falsch; gewandt; verschlagen; hinterhältig; verschmitzt; durchtrieben; ausgekocht; abgefeimt-
link bijvoeglijk naamwoord
-
schlau bijvoeglijk naamwoord
-
berechnend bijvoeglijk naamwoord
-
gerissen bijvoeglijk naamwoord
-
raffiniert bijvoeglijk naamwoord
-
hinterlistig bijvoeglijk naamwoord
-
listig bijvoeglijk naamwoord
-
gewichst bijvoeglijk naamwoord
-
spitzfindig bijvoeglijk naamwoord
-
falsch bijvoeglijk naamwoord
-
gewandt bijvoeglijk naamwoord
-
verschlagen bijvoeglijk naamwoord
-
hinterhältig bijvoeglijk naamwoord
-
verschmitzt bijvoeglijk naamwoord
-
durchtrieben bijvoeglijk naamwoord
-
ausgekocht bijvoeglijk naamwoord
-
abgefeimt bijvoeglijk naamwoord
-
-
listig (ormlik; ormlikt; listigt)
schlangenartig-
schlangenartig bijvoeglijk naamwoord
-
-
listig (beräknande; listigt; beräknandet; slugt)
-
listig (knipslug; skarpsinnigt; listigt; knipslugt)
intelligent; klug; nett; gewichst; witzig; clever; pfiffig; schlau; geschickt; gewiegt; gescheit; schlagfertig; geübt; flott; aufgeweckt; spitzfindig; gerissen; hinterlistig; behende; scharfsinnig; ausgeschlafen; gewandt; flink; listig; ausgekocht-
intelligent bijvoeglijk naamwoord
-
klug bijvoeglijk naamwoord
-
nett bijvoeglijk naamwoord
-
gewichst bijvoeglijk naamwoord
-
witzig bijvoeglijk naamwoord
-
clever bijvoeglijk naamwoord
-
pfiffig bijvoeglijk naamwoord
-
schlau bijvoeglijk naamwoord
-
geschickt bijvoeglijk naamwoord
-
gewiegt bijvoeglijk naamwoord
-
gescheit bijvoeglijk naamwoord
-
schlagfertig bijvoeglijk naamwoord
-
geübt bijvoeglijk naamwoord
-
flott bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeweckt bijvoeglijk naamwoord
-
spitzfindig bijvoeglijk naamwoord
-
gerissen bijvoeglijk naamwoord
-
hinterlistig bijvoeglijk naamwoord
-
behende bijvoeglijk naamwoord
-
scharfsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
ausgeschlafen bijvoeglijk naamwoord
-
gewandt bijvoeglijk naamwoord
-
flink bijvoeglijk naamwoord
-
listig bijvoeglijk naamwoord
-
ausgekocht bijvoeglijk naamwoord
-
-
listig (listigt; knepigt)
beschwerlich; belastend; lästig-
beschwerlich bijvoeglijk naamwoord
-
belastend bijvoeglijk naamwoord
-
lästig bijvoeglijk naamwoord
-
-
listig (klipsk)
die Schlauheit; die Falschheit; die Pfiffigkeit; die Gerissenheit; die Hinterlist; die Listigkeit; die Niederträchtigkeit; die Gewiegtheit -
listig (slug)
die Finesse; die Schlauheit; Raffinement; die Gerissenheit; die Spitzfindigkeit; die Verschlagenheit; die Geschliffenheit
Vertaal Matrix voor listig:
Synoniemen voor "listig":
Computer vertaling door derden:
Verwante vertalingen van listig
Duits
Uitgebreide vertaling voor listig (Duits) in het Zweeds
listig:
-
listig (hinterhältig; gemein; geschliffen; falsch; schlau; heimtückisch; böse; raffiniert; niederträchtig; tückisch; bösartig; gewichst; schuftig; verschlagen; verstohlen; durchtrieben; gerissen; glatt; hinterlistig; gehässig; verräterisch; ausgekocht; doppelzüngig; schurkisch; gerieben; gewandt)
-
listig (link; schlau; berechnend; gerissen; raffiniert; hinterlistig; gewichst; spitzfindig; falsch; gewandt; verschlagen; hinterhältig; verschmitzt; durchtrieben; ausgekocht; abgefeimt)
-
listig (hinterhältig; bösartig; böse; durchtrieben; gerissen; verschlagen; teuflisch; verrucht; niederträchtig; verräterisch; ausgekocht; schuftig; abgefeimt; schurkisch)
-
listig (intelligent; klug; nett; gewichst; witzig; clever; pfiffig; schlau; geschickt; gewiegt; gescheit; schlagfertig; geübt; flott; aufgeweckt; spitzfindig; gerissen; hinterlistig; behende; scharfsinnig; ausgeschlafen; gewandt; flink; ausgekocht)
skarpsinnigt; knipslug; listig; listigt; knipslugt-
skarpsinnigt bijvoeglijk naamwoord
-
knipslug bijvoeglijk naamwoord
-
listig bijvoeglijk naamwoord
-
listigt bijvoeglijk naamwoord
-
knipslugt bijvoeglijk naamwoord
-
-
listig (clever; pfiffig; spitzfindig; gerissen)
intelligent-
intelligent bijvoeglijk naamwoord
-
-
listig (gerissen; pfiffig; durchtrieben; verschlagen; schlau; verschmitzt; gewichst; gewiegt; ausgekocht)
Vertaal Matrix voor listig:
Synoniemen voor "listig":
Wiktionary: listig
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• listig | → skarpsinnig; knipslug; slug; listig | ↔ astute — Quick at seeing how to gain advantage |
• listig | → listig; slug | ↔ cunning — sly |
• listig | → fiffig; illmarig; klipsk; klyftig; knepig; knipslug; slug | ↔ artificieux — littéraire|fr péjoratif|fr Qui est plein d’artifice, de ruse. |
• listig | → fiffig; illmarig; klipsk; klyftig; knepig; knipslug; slug | ↔ astucieux — Qui a de l’astuce. |
• listig | → fiffig; illmarig; klipsk; klyftig; knepig; knipslug; slug | ↔ rusé — Qui a de la ruse, qui est plein de ruses. |
Computer vertaling door derden: