Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
underbar
|
|
saletjonker; salonheld
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bedårande
|
heerlijk; mieters; verrukkelijk; zalig
|
aardig; bevallig; charmant; prettig
|
fantastisk
|
glorierijk; heilig; verheerlijkt; zalig
|
fabelachtig; fabuleus; fantastisch; fantastische; formidabel; gaaf; geweldig; krankzinnig; prachtig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs
|
fantastiskt
|
glorierijk; heilig; verheerlijkt; zalig
|
buitengemeen; dolletjes; enig; fabelachtig; fabuleus; fantastisch; fantastische; fenomenaal; formidabel; gaaf; geschikt; geweldig; groots; hoogst; krankzinnig; prachtig; puik; reuze; riant; te gek; tof; waanzinnig; wijs; zeer
|
gudomligt
|
heerlijk; mieters; verrukkelijk; zalig
|
|
himmelsk
|
goddelijk; heerlijk; hemels; paradijselijk; verrukkelijk; zalig
|
|
himmelskt
|
goddelijk; heerlijk; hemels; kostelijk; lekker; overheerlijk; paradijselijk; reuzelekker; smakelijk; verrukkelijk; zalig
|
hemels; tot de hemel behorend
|
härlig
|
glorierijk; heerlijk; heilig; hemels; kostelijk; lekker; overheerlijk; reuzelekker; smakelijk; verheerlijkt; verrukkelijk; zalig
|
aanlokkelijk; betoverend; lekker; lieflijk; luisterrijk; magnifiek; prachtig; schitterend; smakelijk; verlokkend
|
härligt
|
glorierijk; heerlijk; heilig; hemels; kostelijk; lekker; mieters; overheerlijk; reuzelekker; smakelijk; verheerlijkt; verrukkelijk; zalig
|
aanlokkelijk; beeldschoon; betoverend; geschikt; lekker; lieflijk; luisterrijk; magnifiek; prachtig; riant; schitterend; smakelijk; tof; verlokkend
|
kostbart
|
heerlijk; hemels; kostelijk; lekker; overheerlijk; reuzelekker; smakelijk; verrukkelijk; zalig
|
duur; kostbaar; prijzig
|
lycklig
|
gelukzalig; verrukt; zalig; zielsgelukkig
|
aangenaam; behaaglijk; blijmoedig; fijn; fortuinlijk; gelukkig; heugelijk; heuglijk; leuk; opgewekt; plezant; plezierig; prettig; verblijdend
|
lyckligt
|
gelukzalig; verrukt; zalig; zielsgelukkig
|
aangenaam; behaaglijk; blijmoedig; dolgelukkig; fijn; fortuinlijk; geluk genietend; gelukkig; heugelijk; heuglijk; leuk; opgewekt; plezant; plezierig; prettig; verblijdend
|
praktfullt
|
glorierijk; heilig; verheerlijkt; zalig
|
glorierijk; luisterrijk; lustrijk; luxueus; magnifiek; prachtig; schitterend; weelderig
|
underbar
|
glorierijk; heerlijk; heilig; hemels; kostelijk; lekker; mieters; overheerlijk; reuzelekker; smakelijk; verheerlijkt; verrukkelijk; zalig
|
beeldig; beeldschoon; dolletjes; enig; fantastisch; fenomenaal; geschikt; geweldig; groots; heerlijk; kiplekker; kostelijk; mieters; prima; puik; riant; tof; uitstekend; voortreffelijk; wonderbaarlijk
|
underbart
|
glorierijk; heerlijk; heilig; hemels; kostelijk; lekker; mieters; overheerlijk; reuzelekker; smakelijk; verheerlijkt; verrukkelijk; zalig
|
allerliefst; beeldig; beeldschoon; betoverend; dolletjes; dottig; enig; geschikt; heerlijk; kiplekker; kostelijk; lief; liefelijk; lieflijk; luisterrijk; magnifiek; mieters; prachtig; prima; riant; schattig; schitterend; snoezig; tof; uitstekend; vertederend; voortreffelijk; wonderbaarlijk
|
utomordentligt
|
glorierijk; heilig; verheerlijkt; zalig
|
buitengemeen; glansrijk; hoogst; overtreffend; riant; schitterend; tartend; zeer
|
utsökt
|
heerlijk; hemels; kostelijk; lekker; overheerlijk; reuzelekker; smakelijk; verrukkelijk; zalig
|
heel mooi; riant; uitgelezen
|