Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor winnen (Nederlands) in het Zweeds

winnen:

winnen werkwoord (win, wint, won, wonnen, gewonnen)

  1. winnen (overwinnen; te boven komen; verslaan)
    vinna över; besegra
    • vinna över werkwoord (vinner över, vann över, vunnit över)
    • besegra werkwoord (besegrar, besegrade, besegrat)
  2. winnen (de overwinning behalen; zegevieren)
    vinna seger
    • vinna seger werkwoord (vinner seger, vann seger, vunnit seger)
  3. winnen (verkrijgen; behalen)
    förtjäna; vinna
    • förtjäna werkwoord (förtjänar, förtjänade, förtjänat)
    • vinna werkwoord (vinner, vann, vunnit)

Conjugations for winnen:

o.t.t.
  1. win
  2. wint
  3. wint
  4. winnen
  5. winnen
  6. winnen
o.v.t.
  1. won
  2. won
  3. won
  4. wonnen
  5. wonnen
  6. wonnen
v.t.t.
  1. heb gewonnen
  2. hebt gewonnen
  3. heeft gewonnen
  4. hebben gewonnen
  5. hebben gewonnen
  6. hebben gewonnen
v.v.t.
  1. had gewonnen
  2. had gewonnen
  3. had gewonnen
  4. hadden gewonnen
  5. hadden gewonnen
  6. hadden gewonnen
o.t.t.t.
  1. zal winnen
  2. zult winnen
  3. zal winnen
  4. zullen winnen
  5. zullen winnen
  6. zullen winnen
o.v.t.t.
  1. zou winnen
  2. zou winnen
  3. zou winnen
  4. zouden winnen
  5. zouden winnen
  6. zouden winnen
diversen
  1. win!
  2. wint!
  3. gewonnen
  4. winnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor winnen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
besegra overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen iemand eronder krijgen
förtjäna behalen; verkrijgen; winnen de kost verdienen; toekomen; toekomen aan; verdiend hebben
vinna behalen; verkrijgen; winnen gewinnen; inhalen; inlopen; lenen; ontlenen
vinna seger de overwinning behalen; winnen; zegevieren
vinna över overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen iemand eronder krijgen
- kloppen

Synoniemen voor "winnen":


Antoniemen van "winnen":


Verwante definities voor "winnen":

  1. de beste zijn, de meeste punten halen1
    • Ajax heeft deze wedstrijd gewonnen1
  2. het ergens uit halen1
    • zout wordt uit de grond gewonnen1

Wiktionary: winnen


Cross Translation:
FromToVia
winnen uppnå achieve — to obtain, or gain as the result of exertion
winnen vinna; segra win — transitive: achieve victory in
winnen vinna; segra win — intransitive: achieve by winning
winnen vinna gewinnen — (intransitiv)in einem Kampf, Wettstreit oder Ähnlichem als Sieger beziehungsweise Siegerin hervorgehen
winnen vinna gewinnen — (transitiv) einen Wettkampf, einen Wettstreit, ein Streitgespräch oder Ähnliches zu seinem Vorteil und Nutzen entscheiden
winnen vinna gewinnen — (intransitiv) durch eigenen Aufwand, Einsatz, eigene Bemühung (und günstige Umstand) etwas erstrebenswert beziehungsweise wünschenswert erlangen
winnen utvinna gewinnen — (transitiv) zumeist mineralische Rohstoffanreicherungen aus dem Erdinnere heraufholen, um diese (industriell) weiterverarbeiten; eine natürliche Rohstofflagerstätte (industriell) ausbeuten
winnen utvinna gewinnen — (transitiv) etwas aus einem Naturerzeugnis entstehen lassen, hervorbringen, produzieren
winnen slopa; besegra; avliva; avrätta; dräpa; förnedra; förödmjuka abattre — Traductions à trier suivant le sens
winnen förvärva; förtjäna gagner — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van winnen