Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- vlek:
- vlekken:
-
Wiktionary:
- vlek → fläck, prick, fläcka ner
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vlek (Nederlands) in het Zweeds
vlek:
-
de vlek (nop; spat; stip; spatje; vlekje; stipje; stippel; moesje)
-
de vlek (vuile plek)
smutsfleck-
smutsfleck zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor vlek:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fläck | moesje; nop; smet; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje | beits; plekje |
smutsfleck | vlek; vuile plek |
Verwante woorden van "vlek":
Verwante definities voor "vlek":
vlekken:
Conjugations for vlekken:
o.t.t.
- vlek
- vlekt
- vlekt
- vlekken
- vlekken
- vlekken
o.v.t.
- vlekte
- vlekte
- vlekte
- vlekten
- vlekten
- vlekten
v.t.t.
- heb gevlekt
- hebt gevlekt
- heeft gevlekt
- hebben gevlekt
- hebben gevlekt
- hebben gevlekt
v.v.t.
- had gevlekt
- had gevlekt
- had gevlekt
- hadden gevlekt
- hadden gevlekt
- hadden gevlekt
o.t.t.t.
- zal vlekken
- zult vlekken
- zal vlekken
- zullen vlekken
- zullen vlekken
- zullen vlekken
o.v.t.t.
- zou vlekken
- zou vlekken
- zou vlekken
- zouden vlekken
- zouden vlekken
- zouden vlekken
diversen
- vlek!
- vlekt!
- gevlekt
- vlekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vlekken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fläckar | vlekken | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fläcka | kladden; knoeien; morsen; vlekken | aantasten; beitsen; bevlekken; bezoedelen; dof maken; een smet werpen op; eer door het slijk halen; ontluisteren |
smutsa ner | afgeven; bevlekken; smetten; vlekken | doorelkaar liggen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen |
spilla | afgeven; bevlekken; kladden; knoeien; morsen; smetten; vlekken | vergieten |