Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitglijden (Nederlands) in het Zweeds
uitglijden:
-
uitglijden (slippen)
-
uitglijden (onderuitgaan; uitschuiven; slippen; uitglibberen; wegschieten; uitschieten)
Conjugations for uitglijden:
o.t.t.
- glij uit
- glijt uit
- glijt uit
- glijen uit
- glijen uit
- glijen uit
o.v.t.
- glee uit
- glee uit
- glee uit
- gleeen uit
- gleeen uit
- gleeen uit
v.t.t.
- ben uitgegleden
- bent uitgegleden
- is uitgegleden
- zijn uitgegleden
- zijn uitgegleden
- zijn uitgegleden
v.v.t.
- was uitgegleden
- was uitgegleden
- was uitgegleden
- waren uitgegleden
- waren uitgegleden
- waren uitgegleden
o.t.t.t.
- zal uitglijden
- zult uitglijden
- zal uitglijden
- zullen uitglijden
- zullen uitglijden
- zullen uitglijden
o.v.t.t.
- zou uitglijden
- zou uitglijden
- zou uitglijden
- zouden uitglijden
- zouden uitglijden
- zouden uitglijden
diversen
- glij uit!
- glijt uit!
- uitgegleden
- uitglijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
uitglijden
-
uitglijden (wegglijden)
glida bort-
glida bort zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor uitglijden:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
glida bort | uitglijden; wegglijden | afschuiven; wegschuiven |
glidande | uitglijden | geglij; slippen |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
falla över | onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten | |
glida av | slippen; uitglijden | afdalen; naarbeneden glijden |
Wiktionary: uitglijden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitglijden | → halka | ↔ slide — to lose balance |
• uitglijden | → halka | ↔ slip — to lose one's traction |