Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitgeslapen (Nederlands) in het Zweeds
uitgeslapen:
-
uitgeslapen (slim; clever; schrander; snugger; kien; pienter)
skarpsinnigt; knipslug; listig; listigt; knipslugt-
skarpsinnigt bijvoeglijk naamwoord
-
knipslug bijvoeglijk naamwoord
-
listig bijvoeglijk naamwoord
-
listigt bijvoeglijk naamwoord
-
knipslugt bijvoeglijk naamwoord
-
-
uitgeslapen (oplettend; alert; wakker)
-
uitgeslapen (goochem; slim; clever; kien; bij de pinken; schrander)
-
uitgeslapen (doorgewinterd; door en door; geroutineerd; geslepen)
-
uitgeslapen (gewiekst; gevat; gehaaid; snedig)
-
uitgeslapen (scherpzinnig; slim; gevat; schrander; snedig)
Vertaal Matrix voor uitgeslapen:
Wiktionary: uitgeslapen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitgeslapen | → fiffig; illmarig; klipsk; klyftig; knepig; knipslug; slug | ↔ artificieux — littéraire|fr péjoratif|fr Qui est plein d’artifice, de ruse. |
• uitgeslapen | → fiffig; illmarig; klipsk; klyftig; knepig; knipslug; slug | ↔ astucieux — Qui a de l’astuce. |
• uitgeslapen | → fiffig; illmarig; klipsk; klyftig; knepig; knipslug; slug | ↔ rusé — Qui a de la ruse, qui est plein de ruses. |
uitgeslapen vorm van uitslapen:
-
uitslapen
Conjugations for uitslapen:
o.t.t.
- slaap uit
- slaapt uit
- slaapt uit
- slapen uit
- slapen uit
- slapen uit
o.v.t.
- sliep uit
- sliep uit
- sliep uit
- sliepen uit
- sliepen uit
- sliepen uit
v.t.t.
- heb uitgeslapen
- hebt uitgeslapen
- heeft uitgeslapen
- hebben uitgeslapen
- hebben uitgeslapen
- hebben uitgeslapen
v.v.t.
- had uitgeslapen
- had uitgeslapen
- had uitgeslapen
- hadden uitgeslapen
- hadden uitgeslapen
- hadden uitgeslapen
o.t.t.t.
- zal uitslapen
- zult uitslapen
- zal uitslapen
- zullen uitslapen
- zullen uitslapen
- zullen uitslapen
o.v.t.t.
- zou uitslapen
- zou uitslapen
- zou uitslapen
- zouden uitslapen
- zouden uitslapen
- zouden uitslapen
en verder
- ben uitgeslapen
- bent uitgeslapen
- is uitgeslapen
- zijn uitgeslapen
- zijn uitgeslapen
- zijn uitgeslapen
diversen
- slaap uit!
- slaapt uit!
- uitgeslapen
- uitslapend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitslapen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sova ut | uitslapen |