Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- signaleren:
-
Wiktionary:
- signaleren → utmärka, signalera, framhålla, utmärka sig
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor signaleren (Nederlands) in het Zweeds
signaleren:
-
signaleren (bemerken; opmerken; waarnemen; gewaarworden; merken)
-
signaleren (waarnemen; zien; observeren; bekijken; gewaarworden; gadeslaan; merken; horen; voelen)
Conjugations for signaleren:
o.t.t.
- signaleer
- signaleert
- signaleert
- signaleren
- signaleren
- signaleren
o.v.t.
- signaleerde
- signaleerde
- signaleerde
- signaleerden
- signaleerden
- signaleerden
v.t.t.
- heb gesignaleerd
- hebt gesignaleerd
- heeft gesignaleerd
- hebben gesignaleerd
- hebben gesignaleerd
- hebben gesignaleerd
v.v.t.
- had gesignaleerd
- had gesignaleerd
- had gesignaleerd
- hadden gesignaleerd
- hadden gesignaleerd
- hadden gesignaleerd
o.t.t.t.
- zal signaleren
- zult signaleren
- zal signaleren
- zullen signaleren
- zullen signaleren
- zullen signaleren
o.v.t.t.
- zou signaleren
- zou signaleren
- zou signaleren
- zouden signaleren
- zouden signaleren
- zouden signaleren
en verder
- ben gesignaleerd
- bent gesignaleerd
- is gesignaleerd
- zijn gesignaleerd
- zijn gesignaleerd
- zijn gesignaleerd
diversen
- signaleer!
- signaleert!
- gesignaleerd
- signalerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor signaleren:
Wiktionary: signaleren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• signaleren | → utmärka; signalera; framhålla; utmärka sig | ↔ signaler — appeler ou attirer l’attention de quelqu’un sur une personne ou sur une chose. |