Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. scherpte:
  2. scherpen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor scherpte (Nederlands) in het Zweeds

scherpte:

scherpte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de scherpte (snijkant)
    skär; egg
    • skär zelfstandig naamwoord
    • egg [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de scherpte (puntig zijn; puntigheid; spitsheid; scherpheid)
    skarphet; vasshet; spetsighet
  3. de scherpte (scherpzinnigheid; spitsvondigheid; scherpheid; schranderheid; spitsheid)
    klokhet; skarpsinne; slughet; skarpsinnighet
  4. de scherpte (in vorm zijn)
    skärpa
    • skärpa [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor scherpte:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
egg scherpte; snijkant
klokhet scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; spitsheid; spitsvondigheid beleid; goochemheid; schranderheid; uitgeslapenheid
skarphet puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; spitsheid bijterigheid
skarpsinne scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; spitsheid; spitsvondigheid goochemheid; schranderheid; uitgeslapenheid
skarpsinnighet scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; spitsheid; spitsvondigheid
skär scherpte; snijkant japen; rock; sneden; sneetje; snijwondje
skärpa in vorm zijn; scherpte bij de pinken zijn; geslepenheid; gewiekstheid; het bijtende; het nare; nauwheid; smalheid; verstaanbaarheid
slughet scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; spitsheid; spitsvondigheid arglist; arglistigheid; doortraptheid; geraffineerdheid; geslepenheid; gewiekstheid; gladheid; leepheid; linkheid; listigheid; sluwheid
spetsighet puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; spitsheid
vasshet puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; spitsheid
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skärpa aanhalen; aanpunten; scherp maken; slijpen; verscherpen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skär roze

Verwante woorden van "scherpte":

  • scherptes

Wiktionary: scherpte


Cross Translation:
FromToVia
scherpte skärpa acrimonieagressivité verbale due à une mauvaise humeur.
scherpte skärpa; spetsighet acuitéqualité de ce qui est aigu.
scherpte skärpa finessequalité de ce qui est fin, délié ou menu.
scherpte skärpa âcretéqualité de ce qui est âcre.
scherpte skärpa âpretéqualité de ce qui est âpre.

scherpte vorm van scherpen:

scherpen werkwoord (scherp, scherpt, scherpte, scherpten, gescherpt)

  1. scherpen (wetten; slijpen; aanzetten)
    bryna; slipa
    • bryna werkwoord (brynar, brynade, brynat)
    • slipa werkwoord (slipar, slipade, slipat)

Conjugations for scherpen:

o.t.t.
  1. scherp
  2. scherpt
  3. scherpt
  4. scherpen
  5. scherpen
  6. scherpen
o.v.t.
  1. scherpte
  2. scherpte
  3. scherpte
  4. scherpten
  5. scherpten
  6. scherpten
v.t.t.
  1. heb gescherpt
  2. hebt gescherpt
  3. heeft gescherpt
  4. hebben gescherpt
  5. hebben gescherpt
  6. hebben gescherpt
v.v.t.
  1. had gescherpt
  2. had gescherpt
  3. had gescherpt
  4. hadden gescherpt
  5. hadden gescherpt
  6. hadden gescherpt
o.t.t.t.
  1. zal scherpen
  2. zult scherpen
  3. zal scherpen
  4. zullen scherpen
  5. zullen scherpen
  6. zullen scherpen
o.v.t.t.
  1. zou scherpen
  2. zou scherpen
  3. zou scherpen
  4. zouden scherpen
  5. zouden scherpen
  6. zouden scherpen
en verder
  1. ben gescherpt
  2. bent gescherpt
  3. is gescherpt
  4. zijn gescherpt
  5. zijn gescherpt
  6. zijn gescherpt
diversen
  1. scherp!
  2. scherpt!
  3. gescherpt
  4. scherpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor scherpen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bryna aanzetten; scherpen; slijpen; wetten
slipa aanzetten; scherpen; slijpen; wetten aanscherpen; aanslijpen; aanspitsen; een slepende gang hebben; scherp maken; slijpen

Wiktionary: scherpen


Cross Translation:
FromToVia
scherpen vässa sharpen — to make sharp
scherpen slipa; skärpa; fila whet — hone or rub on with some substance for the purpose of sharpening
scherpen skärpa; slipa affileraiguiser le tranchant émousser ou ébrécher d’un instrument, lui donner le fil.
scherpen skärpa; vässa; skärpas aiguiserrendre aigu.