Nederlands
Uitgebreide vertaling voor rui (Nederlands) in het Zweeds
rui:
-
de rui (ruitijd)
tid för hårfällning; hornfällning; hårfällning; skinnömsning; ömsningstid-
tid för hårfällning zelfstandig naamwoord
-
hornfällning zelfstandig naamwoord
-
hårfällning zelfstandig naamwoord
-
skinnömsning zelfstandig naamwoord
-
ömsningstid zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor rui:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hornfällning | rui; ruitijd | |
hårfällning | rui; ruitijd | |
skinnömsning | rui; ruitijd | |
tid för hårfällning | rui; ruitijd | |
ömsningstid | rui; ruitijd |
Verwante woorden van "rui":
rui vorm van ruien:
-
ruien (verharen)
Conjugations for ruien:
o.t.t.
- rui
- ruit
- ruit
- ruien
- ruien
- ruien
o.v.t.
- ruide
- ruide
- ruide
- ruiden
- ruiden
- ruiden
v.t.t.
- heb geruid
- hebt geruid
- heeft geruid
- hebben geruid
- hebben geruid
- hebben geruid
v.v.t.
- had geruid
- had geruid
- had geruid
- hadden geruid
- hadden geruid
- hadden geruid
o.t.t.t.
- zal ruien
- zult ruien
- zal ruien
- zullen ruien
- zullen ruien
- zullen ruien
o.v.t.t.
- zou ruien
- zou ruien
- zou ruien
- zouden ruien
- zouden ruien
- zouden ruien
diversen
- rui!
- ruit!
- geruid
- ruiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor ruien:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fälla hår | ruien; verharen | |
rugga | ruien; verharen | |
ömsa skinn | ruien; verharen |