Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rui (Nederlands) in het Zweeds

rui:

rui [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de rui (ruitijd)
    tid för hårfällning; hornfällning; hårfällning; skinnömsning; ömsningstid

Vertaal Matrix voor rui:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hornfällning rui; ruitijd
hårfällning rui; ruitijd
skinnömsning rui; ruitijd
tid för hårfällning rui; ruitijd
ömsningstid rui; ruitijd

Verwante woorden van "rui":


Wiktionary: rui


Cross Translation:
FromToVia
rui ömsning; ruggning moult — The process of shedding or losing a covering of fur, feathers or skin etc
rui ruggning MauserOrnithologie: das Wechseln des Gefieders bzw. der Federn bei Vogel

rui vorm van ruien:

ruien werkwoord (rui, ruit, ruide, ruiden, geruid)

  1. ruien (verharen)
    rugga; ömsa skinn; fälla hår
    • rugga werkwoord (ruggar, ruggade, ruggat)
    • ömsa skinn werkwoord (ömsar skinn, ömsade skinn, ömsat skinn)
    • fälla hår werkwoord (fäller hår, fällde hår, fällt hår)

Conjugations for ruien:

o.t.t.
  1. rui
  2. ruit
  3. ruit
  4. ruien
  5. ruien
  6. ruien
o.v.t.
  1. ruide
  2. ruide
  3. ruide
  4. ruiden
  5. ruiden
  6. ruiden
v.t.t.
  1. heb geruid
  2. hebt geruid
  3. heeft geruid
  4. hebben geruid
  5. hebben geruid
  6. hebben geruid
v.v.t.
  1. had geruid
  2. had geruid
  3. had geruid
  4. hadden geruid
  5. hadden geruid
  6. hadden geruid
o.t.t.t.
  1. zal ruien
  2. zult ruien
  3. zal ruien
  4. zullen ruien
  5. zullen ruien
  6. zullen ruien
o.v.t.t.
  1. zou ruien
  2. zou ruien
  3. zou ruien
  4. zouden ruien
  5. zouden ruien
  6. zouden ruien
diversen
  1. rui!
  2. ruit!
  3. geruid
  4. ruiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ruien:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fälla hår ruien; verharen
rugga ruien; verharen
ömsa skinn ruien; verharen

Verwante woorden van "ruien":