Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opvoeren (Nederlands) in het Zweeds
opvoeren:
-
opvoeren (vergroten)
Conjugations for opvoeren:
o.t.t.
- voer op
- voert op
- voert op
- voeren op
- voeren op
- voeren op
o.v.t.
- voerde op
- voerde op
- voerde op
- voerden op
- voerden op
- voerden op
v.t.t.
- heb opgevoerd
- hebt opgevoerd
- heeft opgevoerd
- hebben opgevoerd
- hebben opgevoerd
- hebben opgevoerd
v.v.t.
- had opgevoerd
- had opgevoerd
- had opgevoerd
- hadden opgevoerd
- hadden opgevoerd
- hadden opgevoerd
o.t.t.t.
- zal opvoeren
- zult opvoeren
- zal opvoeren
- zullen opvoeren
- zullen opvoeren
- zullen opvoeren
o.v.t.t.
- zou opvoeren
- zou opvoeren
- zou opvoeren
- zouden opvoeren
- zouden opvoeren
- zouden opvoeren
en verder
- is opgevoerd
- zijn opgevoerd
diversen
- voer op!
- voert op!
- opgevoerd
- opvoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor opvoeren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
servera | opdienen; serveren | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
servera | opvoeren; vergroten | aan tafel bedienen; bedienen; dienen; eten opscheppen; knoppen bedienen; opdienen; opdissen; opscheppen; serveren; voorzetten; zich bedienen; zich bedienen aan tafel |
opvoeren vorm van opvaren:
Vertaal Matrix voor opvaren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
segla upp | opvaren | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
segla upp | aanmonsteren; meevaren; meevaren als passagier |