Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. naaktheid:
  2. naakt:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor naaktheid (Nederlands) in het Zweeds

naaktheid:

naaktheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de naaktheid
    nakenhet

Vertaal Matrix voor naaktheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nakenhet naaktheid

Verwante woorden van "naaktheid":


Wiktionary: naaktheid


Cross Translation:
FromToVia
naaktheid nakenhet nudity — the state of being without clothing on the body

naakt:

naakt bijvoeglijk naamwoord

  1. naakt (onbloot; bloot)
    naken; naket
    • naken bijvoeglijk naamwoord
    • naket bijvoeglijk naamwoord

naakt [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het naakt (naaktfiguur; naaktschilderij)
    nakenmodell; nakenfigur

Vertaal Matrix voor naakt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nakenfigur naakt; naaktfiguur; naaktschilderij
nakenmodell naakt; naaktfiguur; naaktschilderij
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
naken bloot; naakt; onbloot ongekleed; ontbloot; open en bloot; zonder bekleding
naket bloot; naakt; onbloot ongekleed; ontbloot; open en bloot; zonder bekleding

Verwante woorden van "naakt":


Wiktionary: naakt


Cross Translation:
FromToVia
naakt ohöljd; oförblommerad crude — lacking concealing elements
naakt blottad; bar; naken; avklädd naked — not wearing any clothes
naakt bar; naken nu — Qui n’a pas de vêtements, qui dévêtir.