Nederlands

Uitgebreide vertaling voor manen (Nederlands) in het Zweeds

manen:

manen werkwoord (maan, maant, maande, maanden, gemaand)

  1. manen (vermanen; waarschuwen; berispen; terechtwijzen)
    förmana; tillrättavisa; förehålla
    • förmana werkwoord (förmanar, förmanade, förmanat)
    • tillrättavisa werkwoord (tillrättavisar, tillrättavisade, tillrättavisat)
    • förehålla werkwoord (förehåller, förehöll, förehållit)
  2. manen (aanmanen; aanmanen tot een verplichting; sommeren)
    kalla på
    • kalla på werkwoord (kallar på, kallade på, kallat på)
  3. manen (iemand aansporen)
    uppmana; egga; mana
    • uppmana werkwoord (uppmanar, uppmanade, uppmanat)
    • egga werkwoord (eggar, eggade, eggat)
    • mana werkwoord (manar, manade, manat)
  4. manen (met aandrang herinneren; rappelleren)
    påminna med styrka
    • påminna med styrka werkwoord (påminner med stryrka, påminde med stryrka, påmint med stryrka)

Conjugations for manen:

o.t.t.
  1. maan
  2. maant
  3. maant
  4. manen
  5. manen
  6. manen
o.v.t.
  1. maande
  2. maande
  3. maande
  4. maanden
  5. maanden
  6. maanden
v.t.t.
  1. heb gemaand
  2. hebt gemaand
  3. heeft gemaand
  4. hebben gemaand
  5. hebben gemaand
  6. hebben gemaand
v.v.t.
  1. had gemaand
  2. had gemaand
  3. had gemaand
  4. hadden gemaand
  5. hadden gemaand
  6. hadden gemaand
o.t.t.t.
  1. zal manen
  2. zult manen
  3. zal manen
  4. zullen manen
  5. zullen manen
  6. zullen manen
o.v.t.t.
  1. zou manen
  2. zou manen
  3. zou manen
  4. zouden manen
  5. zouden manen
  6. zouden manen
en verder
  1. ben gemaand
  2. bent gemaand
  3. is gemaand
  4. zijn gemaand
  5. zijn gemaand
  6. zijn gemaand
diversen
  1. maan!
  2. maant!
  3. gemaand
  4. manend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor manen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
egga iemand aansporen; manen opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren
förehålla berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen
förmana berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen
kalla på aanmanen; aanmanen tot een verplichting; manen; sommeren aanroepen; praaien
mana iemand aansporen; manen
påminna med styrka manen; met aandrang herinneren; rappelleren
tillrättavisa berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen beknorren; berispen; terechtwijzen; vermanen
uppmana iemand aansporen; manen aanzetten tot; instigeren; provoceren

Verwante woorden van "manen":


Wiktionary: manen


Cross Translation:
FromToVia
manen uppmana; styrka exhorterexciter, encourager par ses paroles.
manen förebrå; förevita; råma; hota gronder — Faire entendre un bruit sourd, parler des animaux, du tonnerre ou du vent.
manen förebrå; förevita; återbetala; återgälda reprendre — Prendre de nouveau. (Sens général)
manen tillrättavisa; förebrå; förevita réprimanderreprendre quelqu’un avec autorité, lui reprocher sa faute.

man:

man [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de man (kerel; knakker; knul; )
    man; typ; karl
    • man [-ett] zelfstandig naamwoord
    • typ [-en] zelfstandig naamwoord
    • karl [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de man (manspersoon; vent; kerel)
    herre; man; person av manligt kön; make
  3. de man (echtgenoot; gade; eega)
    man; make
    • man [-ett] zelfstandig naamwoord
    • make [-en] zelfstandig naamwoord
  4. de man (echtgenoot; partner; eega; levensgezel; levenspartner)
    make; äkta man
    • make [-en] zelfstandig naamwoord
    • äkta man zelfstandig naamwoord
  5. de man
    man
    • man [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor man:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
herre kerel; man; manspersoon; vent landsheer
karl gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent heerschap; sujet; vent
make echtgenoot; eega; gade; kerel; levensgezel; levenspartner; man; manspersoon; partner; vent echtgenote; wederhelft
man echtgenoot; eega; gade; gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; manspersoon; vent echtgenote; gade; gemalin; manen van een paard; vrouw
person av manligt kön kerel; man; manspersoon; vent
typ gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent aard; figuur; individu; klasse; onderverdeling; type
äkta man echtgenoot; eega; levensgezel; levenspartner; man; partner
- echtgenoot; heer; meneer; mijnheer

Verwante woorden van "man":


Synoniemen voor "man":


Antoniemen van "man":


Verwante definities voor "man":

  1. persoon met wie een vrouw getrouwd is1
    • Mijn man is niet thuis, zei mevrouw Ilmaz.1
  2. mannelijke volwassen persoon1
    • deze man heeft zich als vrouw verkleed1
  3. mens of persoon1
    • met hoeveel man zijn we?1

Wiktionary: man

man
noun
  1. persoon van het mannelijk geslacht

Cross Translation:
FromToVia
man make; man husband — male partner in marriage
man man male — human of masculine sex or gender
man man; karl man — adult male human
man man Mann — erwachsener, männlicher Mensch
man man homme — Être humain adulte de sexe masculin.
man karl; man; människa hommeêtre humain mâle ; par opposition à la femme.
man make; äkta make; man mariépoux, celui qui unir à une autre personne par le lien conjugal.
man karl; man mâlehomme dans l’espèce humaine.
man make; äkta make; man épouxconjoint ; mari.

Verwante vertalingen van manen