Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- lek:
- lekken:
- Wiktionary:
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
- lek:
- leka:
-
Wiktionary:
- lek → spel kaarten, spelleke, spel
- leka → ronddollen, dartelen, spelen, vertegenwoordigen, staan voor, beschrijven, uitvoeren, voorspelen, betuigen, opperen, uitdrukken, uiten, uitspreken, verwoorden, zetten
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor lek (Nederlands) in het Zweeds
lek:
-
lek (ondicht)
Vertaal Matrix voor lek:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hål | gaatje; gat; lek; lekken; waterlek | barst; compartiment; coupé; gat; groef; groeve; inkeping; kloof; kuil; mijn; mijngroeve; opening; reet; scheur; split; tanding; uitholling; uitsparing |
lekkage | gaatje; gat; lek; waterlek | |
läcka | lek; lekkage; lekken | |
läckage | lek; lekkage; lekken | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
läcka | afdruipen; afdruppelen; doorlekken; lek zijn; lekken; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
punkterad | lek; ondicht | |
punkterat | lek; ondicht |
Verwante woorden van "lek":
lekken:
-
lekken (lek zijn)
Conjugations for lekken:
o.t.t.
- lek
- lekt
- lekt
- lekken
- lekken
- lekken
o.v.t.
- lekte
- lekte
- lekte
- lekten
- lekten
- lekten
v.t.t.
- heb gelekt
- hebt gelekt
- heeft gelekt
- hebben gelekt
- hebben gelekt
- hebben gelekt
v.v.t.
- had gelekt
- had gelekt
- had gelekt
- hadden gelekt
- hadden gelekt
- hadden gelekt
o.t.t.t.
- zal lekken
- zult lekken
- zal lekken
- zullen lekken
- zullen lekken
- zullen lekken
o.v.t.t.
- zou lekken
- zou lekken
- zou lekken
- zouden lekken
- zouden lekken
- zouden lekken
diversen
- lek!
- lekt!
- gelekt
- lekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het lekken (lek)
Vertaal Matrix voor lekken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hål | lek; lekken | barst; compartiment; coupé; gaatje; gat; groef; groeve; inkeping; kloof; kuil; lek; mijn; mijngroeve; opening; reet; scheur; split; tanding; uitholling; uitsparing; waterlek |
läcka | lek; lekken | lek; lekkage |
läckage | lek; lekken | lek; lekkage |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
läcka | lek zijn; lekken | afdruipen; afdruppelen; doorlekken; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken |
Verwante woorden van "lekken":
Verwante vertalingen van lek
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor lek (Zweeds) in het Nederlands
lek:
Vertaal Matrix voor lek:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gedonderjaag | lek; stoj | |
geravot | lek; stoj | |
gestoei | lek; stoj | |
marge | lek; marginal | marginal; pappersmarginal; sidmarginal; vinstmarginal |
speelruimte | lek; marginal | barnkammare |
spel | lek; spel | spel |
speling | lek; marginal | |
stapel | lek | ansamling; hög; stack-ikon; trave |
stoeierij | lek; stoj | |
stoeipartij | lek; stoj |
Synoniemen voor "lek":
Wiktionary: lek
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lek | → spel kaarten | ↔ deck — pack of playing cards |
• lek | → spelleke; spel | ↔ game — translations to be checked |
• lek | → spel | ↔ game — to defeat the rules in order to obtain a result |
• lek | → spel | ↔ play — playful activity |
• lek | → spel | ↔ Spiel — Tätigkeit ohne Zweck und aus Freude, Spaß an ihr selbst, unterhaltende Beschäftigung, Kurzweil, im Unterschied zur Arbeit, Freizeitbeschäftigung |
• lek | → spel | ↔ jeu — Divertissement, activité ludique |
lek vorm van leka:
-
leka (ha upptåg för sig; skutta; roa sig; ha skoj)
Conjugations for leka:
presens
- leker
- leker
- leker
- leker
- leker
- leker
imperfekt
- lekte
- lekte
- lekte
- lekte
- lekte
- lekte
framtid 1
- kommer att leka
- kommer att leka
- kommer att leka
- kommer att leka
- kommer att leka
- kommer att leka
framtid 2
- skall leka
- skall leka
- skall leka
- skall leka
- skall leka
- skall leka
conditional
- skulle leka
- skulle leka
- skulle leka
- skulle leka
- skulle leka
- skulle leka
perfekt particip
- har lekt
- har lekt
- har lekt
- har lekt
- har lekt
- har lekt
imperfekt particip
- hade lekt
- hade lekt
- hade lekt
- hade lekt
- hade lekt
- hade lekt
blandad
- lek!
- lek!
- lekt
- lekande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de
Vertaal Matrix voor leka:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dartelen | ha skoj; ha upptåg för sig; leka; roa sig; skutta | |
huppelen | ha skoj; ha upptåg för sig; leka; roa sig; skutta |
Synoniemen voor "leka":
Wiktionary: leka
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• leka | → ronddollen; dartelen | ↔ cavort — move/play boisterously |
• leka | → spelen | ↔ play — act in a manner such that one has fun |
• leka | → vertegenwoordigen; staan voor; beschrijven; spelen; uitvoeren; voorspelen; betuigen; opperen; uitdrukken; uiten; uitspreken; verwoorden; zetten | ↔ représenter — présenter de nouveau. |