Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. isolator:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. isolator:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor isolator (Nederlands) in het Zweeds

isolator:

isolator [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de isolator
    isolator
  2. de isolator (antigeleiding)
    isolator; icke-ledare

Vertaal Matrix voor isolator:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
icke-ledare antigeleiding; isolator
isolator antigeleiding; isolator isolerende stof

Verwante woorden van "isolator":

  • isolatoren, isolators

Wiktionary: isolator


Cross Translation:
FromToVia
isolator isolering insulator — substance
isolator isolator IsolatorPhysik: isolierendes Material; Material, das (Elektrizität oder Wärme) nicht leitet



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor isolator (Zweeds) in het Nederlands

isolator:

isolator [-en] zelfstandig naamwoord

  1. isolator
    de isolator
    • isolator [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. isolator
  3. isolator (icke-ledare)
    antigeleiding; de isolator

Vertaal Matrix voor isolator:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
antigeleiding icke-ledare; isolator
isolator icke-ledare; isolator
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
isolerende stof isolator

Wiktionary: isolator


Cross Translation:
FromToVia
isolator isolatie insulator — structure
isolator isolator IsolatorPhysik: isolierendes Material; Material, das (Elektrizität oder Wärme) nicht leitet