Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor inwisselen (Nederlands) in het Zweeds
inwisselen:
-
inwisselen (ruilen; omwisselen; wisselen; verwisselen; verruilen; omruilen)
Conjugations for inwisselen:
o.t.t.
- wissel in
- wisselt in
- wisselt in
- wisselen in
- wisselen in
- wisselen in
o.v.t.
- wisselde in
- wisselde in
- wisselde in
- wisselden in
- wisselden in
- wisselden in
v.t.t.
- heb ingewisseld
- hebt ingewisseld
- heeft ingewisseld
- hebben ingewisseld
- hebben ingewisseld
- hebben ingewisseld
v.v.t.
- had ingewisseld
- had ingewisseld
- had ingewisseld
- hadden ingewisseld
- hadden ingewisseld
- hadden ingewisseld
o.t.t.t.
- zal inwisselen
- zult inwisselen
- zal inwisselen
- zullen inwisselen
- zullen inwisselen
- zullen inwisselen
o.v.t.t.
- zou inwisselen
- zou inwisselen
- zou inwisselen
- zouden inwisselen
- zouden inwisselen
- zouden inwisselen
en verder
- ben ingewisseld
- bent ingewisseld
- is ingewisseld
- zijn ingewisseld
- zijn ingewisseld
- zijn ingewisseld
diversen
- wissel in!
- wisselt in!
- ingewisseld
- inwisselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor inwisselen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
byta | kleingeld; ruilen; wisselgeld | |
växla | ruilen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
byta | inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen | naar een andere versnelling overgaan; omruilen; omwisselen; ruilen; schakelen; uitwisselen; verruilen; verwisselen; wisselen |
utbyta | inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen | |
utväxla | inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen | |
växla | inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen | aflossen; inruilen; naar een andere versnelling overgaan; omruilen; omwisselen; remplaceren; ruilen; schakelen; uitwisselen; vernieuwen; verruilen; vervangen; verwisselen; wisselen |