Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. chaos:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor chaos (Nederlands) in het Zweeds

chaos:

chaos [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de chaos (wanorde; puinhoop; heksenketel; )
    förvirring; kaos; oreda
    • förvirring [-en] zelfstandig naamwoord
    • kaos [-ett] zelfstandig naamwoord
    • oreda [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor chaos:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förvirring chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje luidruchtigheid; onthutsing; perplexheid; troebelheid; verdwaasdheid; versteldheid; verwardheid; verwarring
kaos chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje wanorde; wanordelijkheid; zooitje
oreda chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; wanorde; wanordelijkheid; zootje bocht; geharrewar; mengvoer; rotzooi; slordigheid; smerig spul; troep; verwardheid; verwarring; wanorde; wanordelijkheid; zooitje

Wiktionary: chaos


Cross Translation:
FromToVia
chaos kaos chaos — state of disorder
chaos kaos Chaos — Zustand der Unordnung
chaos kaos chaos — Théologie