Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bui (Nederlands) in het Zweeds
bui:
-
de bui (humeur; stemming; gemoedsstemming; gemoedstoestand; gemoedsgesteldheid)
-
de bui (regenbui)
-
de bui (nuk; luim; kuur; gril)
Vertaal Matrix voor bui:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dusch | bui; regenbui | douche; stortbad |
humör | bui; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; humeur; stemming | doel; geestesgesteldheid; geestestoestand; gemoedstoestand; nut; psychische toestand; stemming; zin |
infall | bui; gril; kuur; luim; nuk | aanval; bevlieging; impuls; luim; opwelling; prikkel; vlaag |
nyck | bui; gril; kuur; luim; nuk | impuls; luim; opwelling; prikkel |
regnskur | bui; regenbui | regenval; regenvlaag; regenvloed |
skur | bui; regenbui | |
- | stemming |