Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. brand:
  2. branden:
  3. Wiktionary:
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. brand:
  2. bränd:
  3. bränna:
  4. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor brand (Nederlands) in het Zweeds

brand:

brand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de brand (vuur; fik)
    brand; flammor; eld
    • brand [-en] zelfstandig naamwoord
    • flammor zelfstandig naamwoord
    • eld [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de brand
    brand
    • brand [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor brand:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brand brand; fik; vuur
eld brand; fik; vuur kacheltje; kleine kachel; vlammenzee; vreugdevuur; vuurtje; vuurzee
flammor brand; fik; vuur vlammenzee; vuurzee

Verwante woorden van "brand":


Verwante definities voor "brand":

  1. vernietiging door vuur1
    • iedereen wilde de brand zien1

Wiktionary: brand


Cross Translation:
FromToVia
brand brasa; brand fire — occurrence of fire in a certain place
brand brand; brasa Feuer — Vernichtung durch Flammen
brand brand incendieréaction de combustion, feu non maîtriser dans le temps et l’espace conduisant à l’embrasement d’un édifice, d’une maison, d’une forêt, etc.

brand vorm van branden:

branden werkwoord (brand, brandt, brandde, brandden, gebrand)

  1. branden (brandmerken; markeren; inbranden; van stigma's voorzien)
    brännmärka
    • brännmärka werkwoord (brännmärker, brännmärkte, brännmärkt)
  2. branden (verzengen; verschroeien; zengen; blakeren)
    bränna; sveda
    • bränna werkwoord (bräner, brände, bränt)
    • sveda werkwoord (svedar, svedade, svedat)
  3. branden
    bränna
    • bränna werkwoord (bräner, brände, bränt)

Conjugations for branden:

o.t.t.
  1. brand
  2. brandt
  3. brandt
  4. branden
  5. branden
  6. branden
o.v.t.
  1. brandde
  2. brandde
  3. brandde
  4. brandden
  5. brandden
  6. brandden
v.t.t.
  1. heb gebrand
  2. hebt gebrand
  3. heeft gebrand
  4. hebben gebrand
  5. hebben gebrand
  6. hebben gebrand
v.v.t.
  1. had gebrand
  2. had gebrand
  3. had gebrand
  4. hadden gebrand
  5. hadden gebrand
  6. hadden gebrand
o.t.t.t.
  1. zal branden
  2. zult branden
  3. zal branden
  4. zullen branden
  5. zullen branden
  6. zullen branden
o.v.t.t.
  1. zou branden
  2. zou branden
  3. zou branden
  4. zouden branden
  5. zouden branden
  6. zouden branden
en verder
  1. ben gebrand
  2. bent gebrand
  3. is gebrand
  4. zijn gebrand
  5. zijn gebrand
  6. zijn gebrand
diversen
  1. brand!
  2. brandt!
  3. gebrand
  4. brandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

branden [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het branden
    brinnande

Vertaal Matrix voor branden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brinnande branden
bränna aftikken
sveda verschroeiing; verzenging
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bränna blakeren; branden; verschroeien; verzengen; zengen aanbranden; cremeren; verassen; verbranden
brännmärka branden; brandmerken; inbranden; markeren; van stigma's voorzien inbranden; slecht voorstellen; stigmatiseren; verketteren
sveda blakeren; branden; verschroeien; verzengen; zengen schroeien

Verwante woorden van "branden":


Verwante definities voor "branden":

  1. akelig prikkelen1
    • mijn ogen branden door die rook1
  2. je eraan bezeren1
    • ik brand me aan de kachel1
  3. licht uitstralen1
    • de lamp brandt1
  4. verwoest of vernietigd worden door vuur1
    • het hout brandt goed1

Wiktionary: branden


Cross Translation:
FromToVia
branden brinna burn — be consumed by fire
branden brinna burn — feel hot
branden bränna burn — write data
branden destillera distil — to make by means of distillation
branden brinna brennenintransitiv, in Flammen stehen, dem Feuer ausgesetzt sein
branden bränna brennentransitiv, EDV: mit einem Brenner eine Zusammenstellung von Musik- oder anderen Daten auf CD oder DVD archivieren
branden halstra; rosta grillersupplicier par le feu.
branden halstra; rosta rôtir — Faire cuire de la viande à un feu vif, de manière que le dessus soit croustillant et que l’intérieur reste tendre.



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor brand (Zweeds) in het Nederlands

brand:

brand [-en] zelfstandig naamwoord

  1. brand (eld; flammor)
    het vuur; de brand; de fik
    • vuur [het ~] zelfstandig naamwoord
    • brand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • fik [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. brand
    de brand
    • brand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor brand:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brand brand; eld; flammor
fik brand; eld; flammor
vuur brand; eld; flammor brasa; eldighet; fart; iver; passion; schvung; stockeld; vedeld

Synoniemen voor "brand":


Wiktionary: brand

brand
noun
  1. een lichtend verschijnsel dat onstaat wanneer iets verbrandt

Cross Translation:
FromToVia
brand vuur fire — oxidation reaction
brand brand fire — occurrence of fire in a certain place
brand brand Feuer — Vernichtung durch Flammen
brand vuur feu — Dégagement d’énergie calorifique par une combustion.
brand brand; vuurzee incendieréaction de combustion, feu non maîtriser dans le temps et l’espace conduisant à l’embrasement d’un édifice, d’une maison, d’une forêt, etc.

bränd:

bränd bijvoeglijk naamwoord

  1. bränd (bränt; svett)
    verbrand; verschroeid

Vertaal Matrix voor bränd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verbrand bränd; bränt; svett
verschroeid bränd; bränt; svett

brand vorm van bränna:

bränna werkwoord (bräner, brände, bränt)

  1. bränna (sveda)
    branden; verschroeien; zengen; blakeren; verzengen
    • branden werkwoord (brand, brandt, brandde, brandden, gebrand)
    • verschroeien werkwoord (verschroei, verschroeit, verschroeide, verschroeiden, verschroeid)
    • zengen werkwoord (zeng, zengt, zengde, zengden, gezengen)
    • blakeren werkwoord (blaker, blakert, blakerde, blakerden, geblakerd)
    • verzengen werkwoord
  2. bränna (brinna)
    aanbranden
    • aanbranden werkwoord (brand aan, brandt aan, brandde aan, brandden aan, aangebrand)
  3. bränna (förbränna till aska; kremera)
    verbranden; verassen; cremeren
    • verbranden werkwoord (verbrand, verbrandt, verbrandde, verbrandden, verbrand)
    • verassen werkwoord
    • cremeren werkwoord (cremeer, cremeert, cremeerde, cremeerden, gecremeerd)
  4. bränna
    branden
    • branden werkwoord (brand, brandt, brandde, brandden, gebrand)

Conjugations for bränna:

presens
  1. bräner
  2. bräner
  3. bräner
  4. bräner
  5. bräner
  6. bräner
imperfekt
  1. brände
  2. brände
  3. brände
  4. brände
  5. brände
  6. brände
framtid 1
  1. kommer att bränna
  2. kommer att bränna
  3. kommer att bränna
  4. kommer att bränna
  5. kommer att bränna
  6. kommer att bränna
framtid 2
  1. skall bränna
  2. skall bränna
  3. skall bränna
  4. skall bränna
  5. skall bränna
  6. skall bränna
conditional
  1. skulle bränna
  2. skulle bränna
  3. skulle bränna
  4. skulle bränna
  5. skulle bränna
  6. skulle bränna
perfekt particip
  1. har bränt
  2. har bränt
  3. har bränt
  4. har bränt
  5. har bränt
  6. har bränt
imperfekt particip
  1. hade bränt
  2. hade bränt
  3. hade bränt
  4. hade bränt
  5. hade bränt
  6. hade bränt
blandad
  1. brän!
  2. brän!
  3. bränd
  4. bränande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

bränna [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. bränna
    aftikken

Vertaal Matrix voor bränna:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aftikken bränna
branden brinnande
verbranden brinna ner
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbranden brinna; bränna
blakeren bränna; sveda
branden bränna; sveda brännmärka
cremeren bränna; förbränna till aska; kremera
verassen bränna; förbränna till aska; kremera
verbranden bränna; förbränna till aska; kremera
verschroeien bränna; sveda
verzengen bränna; sveda
zengen bränna; sveda

Synoniemen voor "bränna":

  • svida

Wiktionary: bränna


Cross Translation:
FromToVia
bränna verbranden burn — cause to be consumed by fire
bränna branden burn — write data
bränna bakken fire — to heat pottery, etc.
bränna branden brennentransitiv, EDV: mit einem Brenner eine Zusammenstellung von Musik- oder anderen Daten auf CD oder DVD archivieren

Verwante vertalingen van brand