Nederlands
Uitgebreide vertaling voor blijk (Nederlands) in het Zweeds
blijk:
Vertaal Matrix voor blijk:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bevis | bewijs; blijk; teken | beweringsgrond; bewijs; bewijsmateriaal; bewijsmiddel; bewijsstuk |
Verwante woorden van "blijk":
blijk vorm van blijken:
-
blijken (bewaarheid worden; uitkomen)
Conjugations for blijken:
o.t.t.
- blijk
- blijkt
- blijkt
- blijken
- blijken
- blijken
o.v.t.
- bleek
- bleek
- bleek
- bleken
- bleken
- bleken
v.t.t.
- ben gebleken
- bent gebleken
- is gebleken
- zijn gebleken
- zijn gebleken
- zijn gebleken
v.v.t.
- was gebleken
- was gebleken
- was gebleken
- waren gebleken
- waren gebleken
- waren gebleken
o.t.t.t.
- zal blijken
- zult blijken
- zal blijken
- zullen blijken
- zullen blijken
- zullen blijken
o.v.t.t.
- zou blijken
- zou blijken
- zou blijken
- zouden blijken
- zouden blijken
- zouden blijken
diversen
- blijk!
- blijkt!
- gebleken
- blijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor blijken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vara fullgjord | bewaarheid worden; blijken; uitkomen | |
vara uppfyllad | bewaarheid worden; blijken; uitkomen |