Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afgedragen (Nederlands) in het Zweeds
afgedragen:
Vertaal Matrix voor afgedragen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
utsliten | slijten; verslijten | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sliten | afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen | uitgeleefd; uitgesleten |
slitet | afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen | uitgeleefd; uitgesleten |
utsliten | afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen | aan lager wal; afgesloofd; bekaf; doorgesleten; verlopen |
utslitet | afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen | aan lager wal; bekaf; doorgesleten; verlopen |
Wiktionary: afgedragen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afgedragen | → utsliten | ↔ decrepit — weakened or worn out |
afdragen:
-
afdragen (overdragen aan)
-
afdragen (verslijten; slijten; verteren)
Conjugations for afdragen:
o.t.t.
- draag af
- draagt af
- draagt af
- dragen af
- dragen af
- dragen af
o.v.t.
- droeg af
- droeg af
- droeg af
- droegen af
- droegen af
- droegen af
v.t.t.
- heb afgedragen
- hebt afgedragen
- heeft afgedragen
- hebben afgedragen
- hebben afgedragen
- hebben afgedragen
v.v.t.
- had afgedragen
- had afgedragen
- had afgedragen
- hadden afgedragen
- hadden afgedragen
- hadden afgedragen
o.t.t.t.
- zal afdragen
- zult afdragen
- zal afdragen
- zullen afdragen
- zullen afdragen
- zullen afdragen
o.v.t.t.
- zou afdragen
- zou afdragen
- zou afdragen
- zouden afdragen
- zouden afdragen
- zouden afdragen
diversen
- draag af!
- draagt af!
- afgedragen
- afdragende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afdragen (kleding afdragen)
slita ut kläder-
slita ut kläder zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor afdragen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
slita ut kläder | afdragen; kleding afdragen | |
överföra | overdrachten | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
nötas ut | afdragen; slijten; verslijten; verteren | |
utnötas | afdragen; slijten; verslijten; verteren | |
utslitas | afdragen; slijten; verslijten; verteren | |
överföra | afdragen; overdragen aan | doorverbinden; overbrengen; overzenden; overzetten; transplanteren; transponeren; uploaden |