Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
-
zuiver:
- ren; städat; rent; städad; oskuldsfullt; jungfruelig; jungfrueligt; felfri; felfritt; hygieniskt; hygienisk; pur; oförfalskad; purt; oförfalskat; orörd; orört
- zuiveren:
- Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor zuiver (Nederlands) in het Zweeds
zuiver:
-
zuiver (gereinigd; netjes; gekuist)
-
zuiver (maagdelijk; puur; onschuldig; onbevlekt; rein; kuis)
rent; oskuldsfullt; ren; jungfruelig; jungfrueligt-
rent bijvoeglijk naamwoord
-
oskuldsfullt bijvoeglijk naamwoord
-
ren bijvoeglijk naamwoord
-
jungfruelig bijvoeglijk naamwoord
-
jungfrueligt bijvoeglijk naamwoord
-
-
zuiver (feilloos; foutloos)
-
zuiver (hygienisch; schoon; rein; kuis)
-
zuiver (proper; schoon)
-
zuiver (puur; onvermengd)
pur; oförfalskad; rent; purt; oförfalskat-
pur bijvoeglijk naamwoord
-
oförfalskad bijvoeglijk naamwoord
-
rent bijvoeglijk naamwoord
-
purt bijvoeglijk naamwoord
-
oförfalskat bijvoeglijk naamwoord
-
-
zuiver (ongerept; maagdelijk; virginaal; puur; onaangeraakt; gaaf)
oskuldsfullt; ren; rent; orörd; orört-
oskuldsfullt bijvoeglijk naamwoord
-
ren bijvoeglijk naamwoord
-
rent bijvoeglijk naamwoord
-
orörd bijvoeglijk naamwoord
-
orört bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor zuiver:
Verwante woorden van "zuiver":
Synoniemen voor "zuiver":
Antoniemen van "zuiver":
Verwante definities voor "zuiver":
Wiktionary: zuiver
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zuiver | → klar; tydlig; ljus | ↔ clair — Qui a l’éclat du jour, de la lumière. |
• zuiver | → klar; tydlig | ↔ limpide — Qui est clair, transparent. |
• zuiver | → absolut | ↔ parfait — Qui réunir toutes les qualités, sans nul mélange de défauts. |
• zuiver | → simpel; gedigen; idel; lutter; oblandad; pur; ram; ren; absolut | ↔ pur — Qui est sans mélange. |
zuiver vorm van zuiveren:
-
zuiveren (schoonmaken; reinigen; schoonpoetsen)
-
zuiveren (onschuldig verklaren; vrijspreken; dechargeren; vrijpleiten)
förklarad oskylig-
förklarad oskylig werkwoord
-
Conjugations for zuiveren:
o.t.t.
- zuiver
- zuivert
- zuivert
- zuiveren
- zuiveren
- zuiveren
o.v.t.
- zuiverde
- zuiverde
- zuiverde
- zuiverden
- zuiverden
- zuiverden
v.t.t.
- heb gezuiverd
- hebt gezuiverd
- heeft gezuiverd
- hebben gezuiverd
- hebben gezuiverd
- hebben gezuiverd
v.v.t.
- had gezuiverd
- had gezuiverd
- had gezuiverd
- hadden gezuiverd
- hadden gezuiverd
- hadden gezuiverd
o.t.t.t.
- zal zuiveren
- zult zuiveren
- zal zuiveren
- zullen zuiveren
- zullen zuiveren
- zullen zuiveren
o.v.t.t.
- zou zuiveren
- zou zuiveren
- zou zuiveren
- zouden zuiveren
- zouden zuiveren
- zouden zuiveren
diversen
- zuiver!
- zuivert!
- gezuiverd
- zuiverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor zuiveren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förklarad oskylig | dechargeren; onschuldig verklaren; vrijpleiten; vrijspreken; zuiveren | |
rengöra | reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; zuiveren | afspoelen; bergen; opruimen; schoon maken |