Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zucht (Nederlands) in het Zweeds

zucht:

zucht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de zucht (ademstoot)
    sug; begär; längtan efter
  2. de zucht (verzuchting)
    suck
    • suck [-en] zelfstandig naamwoord
  3. de zucht (verlangen; wensen; smachten; begeren; lust)
    längtan

Vertaal Matrix voor zucht:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begär ademstoot; zucht aandrift; begeerte; drift; genoegen; genot; hevig verlangen; hunkering; instinct; lust; wellust
längtan begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht begeerte; hunkeren; hunkering; smachten; verlangen
längtan efter ademstoot; zucht
suck verzuchting; zucht
sug ademstoot; zucht begeerte; hunkering

Verwante woorden van "zucht":


Wiktionary: zucht


Cross Translation:
FromToVia
zucht suck sigh — a deep and prolonged audible inspiration or respiration of air, as when fatigued, frustrated, or grieved; the act of sighing
zucht önskan; begär; lust désir — Traductions à trier suivant le sens
zucht anklagelse; beskyllning; klagomål; åtal plainte — Traductions à trier suivant le sens
zucht önskan souhaitvœu, désir qu’une chose accomplir.

zucht vorm van zuchten:

zuchten werkwoord (zucht, zuchtte, zuchtten, gezucht)

  1. zuchten (zucht slaken; verzuchten)
    häva en suck; sucka
    • häva en suck werkwoord (häver en suck, hävde en suck, hävt en suck)
    • sucka werkwoord (suckar, suckade, suckat)

Conjugations for zuchten:

o.t.t.
  1. zucht
  2. zucht
  3. zucht
  4. zuchten
  5. zuchten
  6. zuchten
o.v.t.
  1. zuchtte
  2. zuchtte
  3. zuchtte
  4. zuchtten
  5. zuchtten
  6. zuchtten
v.t.t.
  1. heb gezucht
  2. hebt gezucht
  3. heeft gezucht
  4. hebben gezucht
  5. hebben gezucht
  6. hebben gezucht
v.v.t.
  1. had gezucht
  2. had gezucht
  3. had gezucht
  4. hadden gezucht
  5. hadden gezucht
  6. hadden gezucht
o.t.t.t.
  1. zal zuchten
  2. zult zuchten
  3. zal zuchten
  4. zullen zuchten
  5. zullen zuchten
  6. zullen zuchten
o.v.t.t.
  1. zou zuchten
  2. zou zuchten
  3. zou zuchten
  4. zouden zuchten
  5. zouden zuchten
  6. zouden zuchten
diversen
  1. zucht!
  2. zucht!
  3. gezucht
  4. zuchtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zuchten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de zuchten (kreunen; steunen)
    jämrande

Vertaal Matrix voor zuchten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jämrande kreunen; steunen; zuchten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
häva en suck verzuchten; zucht slaken; zuchten
sucka verzuchten; zucht slaken; zuchten verademen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jämrande jammerend; jeremiërend; klaaglijk; klagelijk; klagend; klagerig; lamenterend; weeklagend

Verwante woorden van "zuchten":


Verwante definities voor "zuchten":

  1. met kracht en hoorbaar uitademen1
    • je moet even zuchten als de dokter naar je longen luistert1

Wiktionary: zuchten


Cross Translation:
FromToVia
zuchten stöna groan — to make a groan
zuchten längta till; längta tillbaka till; längta efter yearn — to have a strong desire; to long
zuchten längta efter; smäkta aspirer — Traductions à trier suivant le sens
zuchten stöna gémirexprimer sa souffrance d’une voix plaintive et non articulée.
zuchten sucka; sukta; längta efter; smäkta soupirerpousser des soupirs.

Verwante vertalingen van zucht