Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ziekte:
  2. zieken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ziekte (Nederlands) in het Zweeds

ziekte:

ziekte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de ziekte (ongemak)
    sjukdom
    • sjukdom [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ziekte:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sjukdom ongemak; ziekte aandoening; kwaal; lichamelijke aandoening; misselijkheid; ongesteldheid; onpasselijkheid; slepende ziekte; stoornis

Verwante woorden van "ziekte":

  • ziektes

Antoniemen van "ziekte":


Verwante definities voor "ziekte":

  1. het lichamelijk niet in orde zijn1
    • de dokters weten niet wat de oorzaak is van zijn ziekte1

Wiktionary: ziekte

ziekte
noun
  1. (medisch, nld): een gezondheidsprobleem

Cross Translation:
FromToVia
ziekte sjukdom disease — an abnormal condition of the body causing discomfort or dysfunction
ziekte sjukdom illness — an instance of a disease or poor health
ziekte sjuka; sjukdom; svaghet infirmitéaffection congénitale ou accidentelle qui gêne ou empêcher le fonctionnement de telle ou telle partie de l’organisme.
ziekte sjuka; sjukdom maladie — maladie

zieken:

zieken werkwoord (ziek, ziekt, ziekte, ziekten, geziekt)

  1. zieken (sarren; uitdagen; pesten; )
    tjata
    • tjata werkwoord (tjatar, tjatade, tjatat)

Conjugations for zieken:

o.t.t.
  1. ziek
  2. ziekt
  3. ziekt
  4. zieken
  5. zieken
  6. zieken
o.v.t.
  1. ziekte
  2. ziekte
  3. ziekte
  4. ziekten
  5. ziekten
  6. ziekten
v.t.t.
  1. heb geziekt
  2. hebt geziekt
  3. heeft geziekt
  4. hebben geziekt
  5. hebben geziekt
  6. hebben geziekt
v.v.t.
  1. had geziekt
  2. had geziekt
  3. had geziekt
  4. hadden geziekt
  5. hadden geziekt
  6. hadden geziekt
o.t.t.t.
  1. zal zieken
  2. zult zieken
  3. zal zieken
  4. zullen zieken
  5. zullen zieken
  6. zullen zieken
o.v.t.t.
  1. zou zieken
  2. zou zieken
  3. zou zieken
  4. zouden zieken
  5. zouden zieken
  6. zouden zieken
diversen
  1. ziek!
  2. ziekt!
  3. geziekt
  4. ziekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor zieken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tjata jennen; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zieken aandringen; betuttelen; doordrammen; doordrukken; drammen; etteren; griepen; klieren; zeiken; zeuren

Wiktionary: zieken


Cross Translation:
FromToVia
zieken sjuka; sjuke sick — sick people

Verwante vertalingen van ziekte