Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ziedend (Nederlands) in het Zweeds
ziedend:
Vertaal Matrix voor ziedend:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
uppretad | lichtgeraaktheid; prikkelbaarheid | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sjudande | kokend; ziedend | |
sjudandet | kokend; ziedend | |
sjudandet av våldsam kraft | kokend; ziedend | |
uppretad | boos; furieus; kwaad; nijdig; razend; spinnijdig; toornig; vertoornd; woest; ziedend | onderdrukt; opgekropt; verbeten; verkropt |
uppretat | boos; furieus; kwaad; nijdig; razend; spinnijdig; toornig; vertoornd; woest; ziedend | onderdrukt; opgekropt; verbeten; verkropt |
ziedend vorm van zieden:
-
zieden (koken van woede)
Conjugations for zieden:
o.t.t.
- zied
- ziedt
- ziedt
- zieden
- zieden
- zieden
o.v.t.
- ziedde
- ziedde
- ziedde
- ziedden
- ziedden
- ziedden
v.t.t.
- heb gezoden
- hebt gezoden
- heeft gezoden
- hebben gezoden
- hebben gezoden
- hebben gezoden
v.v.t.
- had gezoden
- had gezoden
- had gezoden
- hadden gezoden
- hadden gezoden
- hadden gezoden
o.t.t.t.
- zal zieden
- zult zieden
- zal zieden
- zullen zieden
- zullen zieden
- zullen zieden
o.v.t.t.
- zou zieden
- zou zieden
- zou zieden
- zouden zieden
- zouden zieden
- zouden zieden
diversen
- zied!
- ziedt!
- gezoden
- ziedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor zieden:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sjudning | koken; zieden | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
koka av arghet | koken van woede; zieden |