Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ziedend:
  2. zieden:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ziedend (Nederlands) in het Zweeds

ziedend:

ziedend bijvoeglijk naamwoord

  1. ziedend (kokend)
    sjudandet; sjudande; sjudandet av våldsam kraft
  2. ziedend (vertoornd; kwaad; boos; )
    uppretat; uppretad

Vertaal Matrix voor ziedend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uppretad lichtgeraaktheid; prikkelbaarheid
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sjudande kokend; ziedend
sjudandet kokend; ziedend
sjudandet av våldsam kraft kokend; ziedend
uppretad boos; furieus; kwaad; nijdig; razend; spinnijdig; toornig; vertoornd; woest; ziedend onderdrukt; opgekropt; verbeten; verkropt
uppretat boos; furieus; kwaad; nijdig; razend; spinnijdig; toornig; vertoornd; woest; ziedend onderdrukt; opgekropt; verbeten; verkropt

ziedend vorm van zieden:

zieden werkwoord (zied, ziedt, ziedde, ziedden, gezoden)

  1. zieden (koken van woede)
    koka av arghet
    • koka av arghet werkwoord (kokar av arghet, kokade av arghet, kokat av arghet)

Conjugations for zieden:

o.t.t.
  1. zied
  2. ziedt
  3. ziedt
  4. zieden
  5. zieden
  6. zieden
o.v.t.
  1. ziedde
  2. ziedde
  3. ziedde
  4. ziedden
  5. ziedden
  6. ziedden
v.t.t.
  1. heb gezoden
  2. hebt gezoden
  3. heeft gezoden
  4. hebben gezoden
  5. hebben gezoden
  6. hebben gezoden
v.v.t.
  1. had gezoden
  2. had gezoden
  3. had gezoden
  4. hadden gezoden
  5. hadden gezoden
  6. hadden gezoden
o.t.t.t.
  1. zal zieden
  2. zult zieden
  3. zal zieden
  4. zullen zieden
  5. zullen zieden
  6. zullen zieden
o.v.t.t.
  1. zou zieden
  2. zou zieden
  3. zou zieden
  4. zouden zieden
  5. zouden zieden
  6. zouden zieden
diversen
  1. zied!
  2. ziedt!
  3. gezoden
  4. ziedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zieden [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. zieden (koken)
    sjudning

Vertaal Matrix voor zieden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sjudning koken; zieden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
koka av arghet koken van woede; zieden

Wiktionary: zieden


Cross Translation:
FromToVia
zieden sjuda seethe — to boil vigorously
zieden koka bouillir — Être dans l’état d’ébullition. Se dit proprement des liquides, lorsque la chaleur ou la fermentation y produit un mouvement et qu’il se forme des bulles à la surface.