Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. zetsel:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zetsel (Nederlands) in het Zweeds

zetsel:

zetsel [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het zetsel (bezinksel; residu; sediment; )
    lämning; rest; avlagring; sediment
    • lämning [-en] zelfstandig naamwoord
    • rest [-en] zelfstandig naamwoord
    • avlagring [-en] zelfstandig naamwoord
    • sediment [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. het zetsel (droesem; drab; grondsop; )
    skit; gödsel
    • skit [-en] zelfstandig naamwoord
    • gödsel [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor zetsel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avlagring afzetsel; bezinksel; depot; droesem; grondsop; residu; sediment; zetsel
gödsel bezinksel; dik; drab; droesem; grondsop; moer; zetsel mest
lämning afzetsel; bezinksel; depot; droesem; grondsop; residu; sediment; zetsel
rest afzetsel; bezinksel; depot; droesem; grondsop; residu; sediment; zetsel greep; kolf; residu; residu's; staartje
sediment afzetsel; bezinksel; depot; droesem; grondsop; residu; sediment; zetsel sedimenten
skit bezinksel; dik; drab; droesem; grondsop; moer; zetsel beer; drek; drol; excrementen; fecaliën; feces; galbak; hoop; kak; keutel; mest; poep; schijt; stront; stuk poep; uitscheiding; uitwerpsel; uitwerpselen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skit bliksems; shit; verdraaid; verduiveld

Verwante woorden van "zetsel":