Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Zweeds ->Vertaal zakken

Vertaal zakken van Nederlands naar Zweeds

Overzicht

Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...

zakken:
- slänga; kasta
- påsar; fickor
zak:
- liten väska; handväska; ficka; skrotum; otrevlig person
Wiktionary:
- zakken → kugga, köra, sänka, slå ned, fälla, stämma ned, göra lägre, sjunka, falla, avtaga, böja sig
- zak → säck, ficka
- zak → väska, påse, kasse, säck, ficka, skål, stop, så, urna, kista, lår, färja, kar

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zakken (Nederlands) in het Zweeds

zakken:

zakken werkwoord (zak, zakt, zakte, zakten, gezakt)

zakken (kelderen)
slänga; kasta
- slänga werkwoord (slänger, slängde, slängt)
- kasta werkwoord (kastar, kastade, kastat)

Conjugations for zakken:

o.t.t.

zak
zakt
zakt
zakken
zakken
zakken

o.v.t.

zakte
zakte
zakte
zakten
zakten
zakten

v.t.t.

ben gezakt
bent gezakt
is gezakt
zijn gezakt
zijn gezakt
zijn gezakt

v.v.t.

was gezakt
was gezakt
was gezakt
waren gezakt
waren gezakt
waren gezakt

o.t.t.t.

zal zakken
zult zakken
zal zakken
zullen zakken
zullen zakken
zullen zakken

o.v.t.t.

zou zakken
zou zakken
zou zakken
zouden zakken
zouden zakken
zouden zakken

diversen

zak!
zakt!
gezakt
zakkend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zakken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

de zakken (tassen)
påsar
- påsar zelfstandig naamwoord
de zakken (steekzakken)
fickor
- fickor zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor zakken:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fickor	steekzakken; zakken
kasta		gesmijt; gooi; handeling van gooien; worp
påsar	tassen; zakken
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kasta	kelderen; zakken	afsmijten; afwerpen; gooien; keilen; ontdoen; slingeren; smijten; sodemieteren; zich van iets ontdoen
slänga	kelderen; zakken	eruit werken; keilen; ontdoen; rukken; smijten; sodemieteren; trekken; zich van iets ontdoen
-	dalen; stralen

Verwante woorden van "zakken":

zak

Synoniemen voor "zakken":

Antoniemen van "zakken":

stijgen; slagen; opstijgen

Verwante definities voor "zakken":

een kleinere waarde krijgen¹
- de waarde van de gulden is gezakt¹
omlaag gaan¹
- het water in de rivier is gezakt¹
niet slagen voor een examen¹
- hij is gezakt voor zijn rijbewijs¹

Wiktionary: zakken

Cross Translation:

From	To	Via
• zakken	→ kugga; köra	↔ flunk — to fail
• zakken	→ sänka; slå ned; fälla; stämma ned; göra lägre; sjunka; falla; avtaga; böja sig	↔ baisser — À trier

zakken vorm van zak:

zak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de zak (tasje; tas)
liten väska; handväska
- liten väska zelfstandig naamwoord
- handväska [-en] zelfstandig naamwoord
de zak (buidel)
ficka
- ficka [-en] zelfstandig naamwoord
de zak (scrotum; balzak)
skrotum
- skrotum zelfstandig naamwoord
de zak (onaangenaam mens)
otrevlig person
- otrevlig person zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor zak:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ficka	broekzak; buidel; zak
handväska	tas; tasje; zak	damestas; damestasje; handtas; tasje
liten väska	tas; tasje; zak
otrevlig person	onaangenaam mens; zak
skrotum	balzak; scrotum; zak

Verwante woorden van "zak":

zakken, zaken, zakje, zakjes

Verwante definities voor "zak":

balzak, scrotum¹
- hij kreeg een schop tegen zijn zak¹
ruimte in je kleren om iets in te stoppen¹
- de sleutel zit in de zak van mijn jas¹
voorwerp van slap materiaal dat aan een kant open is¹
- we kochten een zak patat¹

Wiktionary: zak

zak

noun

slappe, vormeloze tas
- zak → säck
een plek in kleding waarin kleine spullen kunnen worden meegedragen
- zak → ficka

Cross Translation:

From	To	Via
• zak	→ väska; påse; kasse; säck	↔ bag — flexible container
• zak	→ ficka	↔ pocket — bag stitched to an item of clothing
• zak	→ säck	↔ sack — bag for commodities or items
• zak	→ ficka	↔ Tasche — Aufbewahrungsort von Gegenständen in der Kleidung, auf- oder eingenäht
• zak	→ skål; stop; så; urna; kista; lår; färja	↔ bac — Traductions à trier suivant le sens
• zak	→ skål; stop; så; urna; kar	↔ baquet — Petit cuvier de bois qui a les bords assez bas.
• zak	→ ficka	↔ poche — région\|Sud-Ouest de la France, Saint-Pierre-et-Miquelon sac (souvent plastique comme ceux des supermarchés).
• zak	→ säck	↔ sac — poche faite de cuir, de toile ou d’étoffe, ouvrir seulement par le haut et qui servir à mettre toutes sortir de choses.

Verwante vertalingen van zakken

¹Muiswerk Woordenboek