Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. woekeren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor woekeren (Nederlands) in het Zweeds

woekeren:

woekeren werkwoord (woeker, woekert, woekerde, woekerden, gewoekerd)

  1. woekeren
    använda sig utav; profitera; göra det bästa utav
    • använda sig utav werkwoord (använder sig utav, använde sig utav, använt sig utav)
    • profitera werkwoord (profiterar, profiterade, profiterat)
    • göra det bästa utav werkwoord (gör det bästa utav, gjorde det bästa utav, gjort det bästa utav)

Conjugations for woekeren:

o.t.t.
  1. woeker
  2. woekert
  3. woekert
  4. woekeren
  5. woekeren
  6. woekeren
o.v.t.
  1. woekerde
  2. woekerde
  3. woekerde
  4. woekerden
  5. woekerden
  6. woekerden
v.t.t.
  1. heb gewoekerd
  2. hebt gewoekerd
  3. heeft gewoekerd
  4. hebben gewoekerd
  5. hebben gewoekerd
  6. hebben gewoekerd
v.v.t.
  1. had gewoekerd
  2. had gewoekerd
  3. had gewoekerd
  4. hadden gewoekerd
  5. hadden gewoekerd
  6. hadden gewoekerd
o.t.t.t.
  1. zal woekeren
  2. zult woekeren
  3. zal woekeren
  4. zullen woekeren
  5. zullen woekeren
  6. zullen woekeren
o.v.t.t.
  1. zou woekeren
  2. zou woekeren
  3. zou woekeren
  4. zouden woekeren
  5. zouden woekeren
  6. zouden woekeren
diversen
  1. woeker!
  2. woekert!
  3. gewoekerd
  4. woekerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor woekeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
använda sig utav woekeren aanwenden; benutten; gebruik maken van; gebruiken; toepassen
göra det bästa utav woekeren
profitera woekeren