Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. wisselend:
  2. wisselen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor wisselend (Nederlands) in het Zweeds

wisselend:

wisselend bijvoeglijk naamwoord

  1. wisselend (variërend; wisselvallig)
    ombytlig; variabel; variabelt; ombytligt

Vertaal Matrix voor wisselend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
variabel variabele; variabiliteit
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ombytlig variërend; wisselend; wisselvallig
ombytligt variërend; wisselend; wisselvallig grillig; nukkig; onberekenbaar; onvoorspelbaar; variabel; variabele; variërend; wispelturig
variabel variërend; wisselend; wisselvallig variabel; variërend
variabelt variërend; wisselend; wisselvallig variabele

Wiktionary: wisselend


Cross Translation:
FromToVia
wisselend ombytlig; ostadig; växlande variable — likely to vary
wisselend varierande; omväxlande variable — marked by diversity or difference

wisselend vorm van wisselen:

wisselen werkwoord (wissel, wisselt, wisselde, wisselden, gewisseld)

  1. wisselen (omruilen; ruilen; omwisselen; verwisselen)
    växla; flytta; byta
    • växla werkwoord (växlar, växlade, växlat)
    • flytta werkwoord (flyttar, flyttade, flyttat)
    • byta werkwoord (bytar, bytade, bytat)
  2. wisselen (inwisselen; ruilen; omwisselen; )
    byta; växla; utbyta; utväxla
    • byta werkwoord (bytar, bytade, bytat)
    • växla werkwoord (växlar, växlade, växlat)
    • utbyta werkwoord (utbyter, utbytte, utbytt)
    • utväxla werkwoord (utväxlar, utväxlade, utväxlat)
  3. wisselen (omwisselen)
    byta; växla
    • byta werkwoord (bytar, bytade, bytat)
    • växla werkwoord (växlar, växlade, växlat)
  4. wisselen (uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; afwisselen)
    variera
    • variera werkwoord (varierar, varierade, varierat)

Conjugations for wisselen:

o.t.t.
  1. wissel
  2. wisselt
  3. wisselt
  4. wisselen
  5. wisselen
  6. wisselen
o.v.t.
  1. wisselde
  2. wisselde
  3. wisselde
  4. wisselden
  5. wisselden
  6. wisselden
v.t.t.
  1. heb gewisseld
  2. hebt gewisseld
  3. heeft gewisseld
  4. hebben gewisseld
  5. hebben gewisseld
  6. hebben gewisseld
v.v.t.
  1. had gewisseld
  2. had gewisseld
  3. had gewisseld
  4. hadden gewisseld
  5. hadden gewisseld
  6. hadden gewisseld
o.t.t.t.
  1. zal wisselen
  2. zult wisselen
  3. zal wisselen
  4. zullen wisselen
  5. zullen wisselen
  6. zullen wisselen
o.v.t.t.
  1. zou wisselen
  2. zou wisselen
  3. zou wisselen
  4. zouden wisselen
  5. zouden wisselen
  6. zouden wisselen
diversen
  1. wissel!
  2. wisselt!
  3. gewisseld
  4. wisselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor wisselen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
byta kleingeld; ruilen; wisselgeld
flytta uitnemen
växla ruilen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
byta inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen naar een andere versnelling overgaan; ruilen; schakelen; uitwisselen; verruilen
flytta omruilen; omwisselen; ruilen; verwisselen; wisselen bewegen; disloqueren; iets verplaatsen; overplaatsen; roeren; schuivend verplaatsen; standplaats veranderen; verhuizen; verkassen; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vertillen; vervoeren; verzetten; voor zich uitschuiven; zich verplaatsen
utbyta inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen
utväxla inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen
variera afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen overhoop liggen; overhoopliggen
växla inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen aflossen; inruilen; naar een andere versnelling overgaan; remplaceren; ruilen; schakelen; uitwisselen; vernieuwen; verruilen; vervangen; verwisselen

Verwante woorden van "wisselen":


Synoniemen voor "wisselen":


Verwante definities voor "wisselen":

  1. het een geven voor het ander1
    • bij de grens moesten we geld wisselen1
  2. telkens anders zijn1
    • de stemming wisselt1

Wiktionary: wisselen


Cross Translation:
FromToVia
wisselen utväxla austauschen — sich wechselseitig Gleichartiges geben
wisselen förvandla; förväxla; förändra; växla transformermétamorphoser, donner à une personne ou à une chose une autre forme que celle qui lui est propre ou qu’elle avait précédemment.
wisselen utbyta; bortbyta; utväxla échangerdonner une chose contre une autre.