Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wisselend (Nederlands) in het Zweeds
wisselend:
-
wisselend (variërend; wisselvallig)
Vertaal Matrix voor wisselend:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
variabel | variabele; variabiliteit | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ombytlig | variërend; wisselend; wisselvallig | |
ombytligt | variërend; wisselend; wisselvallig | grillig; nukkig; onberekenbaar; onvoorspelbaar; variabel; variabele; variërend; wispelturig |
variabel | variërend; wisselend; wisselvallig | variabel; variërend |
variabelt | variërend; wisselend; wisselvallig | variabele |
Wiktionary: wisselend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wisselend | → ombytlig; ostadig; växlande | ↔ variable — likely to vary |
• wisselend | → varierande; omväxlande | ↔ variable — marked by diversity or difference |
wisselend vorm van wisselen:
-
wisselen (omruilen; ruilen; omwisselen; verwisselen)
-
wisselen (inwisselen; ruilen; omwisselen; verwisselen; verruilen; omruilen)
-
wisselen (omwisselen)
-
wisselen (uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; afwisselen)
Conjugations for wisselen:
o.t.t.
- wissel
- wisselt
- wisselt
- wisselen
- wisselen
- wisselen
o.v.t.
- wisselde
- wisselde
- wisselde
- wisselden
- wisselden
- wisselden
v.t.t.
- heb gewisseld
- hebt gewisseld
- heeft gewisseld
- hebben gewisseld
- hebben gewisseld
- hebben gewisseld
v.v.t.
- had gewisseld
- had gewisseld
- had gewisseld
- hadden gewisseld
- hadden gewisseld
- hadden gewisseld
o.t.t.t.
- zal wisselen
- zult wisselen
- zal wisselen
- zullen wisselen
- zullen wisselen
- zullen wisselen
o.v.t.t.
- zou wisselen
- zou wisselen
- zou wisselen
- zouden wisselen
- zouden wisselen
- zouden wisselen
diversen
- wissel!
- wisselt!
- gewisseld
- wisselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wisselen:
Verwante woorden van "wisselen":
Synoniemen voor "wisselen":
Verwante definities voor "wisselen":
Wiktionary: wisselen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wisselen | → utväxla | ↔ austauschen — sich wechselseitig Gleichartiges geben |
• wisselen | → förvandla; förväxla; förändra; växla | ↔ transformer — métamorphoser, donner à une personne ou à une chose une autre forme que celle qui lui est propre ou qu’elle avait précédemment. |
• wisselen | → utbyta; bortbyta; utväxla | ↔ échanger — donner une chose contre une autre. |