Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. wisselen:
  2. wissel:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor wisselen (Nederlands) in het Zweeds

wisselen:

wisselen werkwoord (wissel, wisselt, wisselde, wisselden, gewisseld)

  1. wisselen (omruilen; ruilen; omwisselen; verwisselen)
    växla; flytta; byta
    • växla werkwoord (växlar, växlade, växlat)
    • flytta werkwoord (flyttar, flyttade, flyttat)
    • byta werkwoord (bytar, bytade, bytat)
  2. wisselen (inwisselen; ruilen; omwisselen; )
    byta; växla; utbyta; utväxla
    • byta werkwoord (bytar, bytade, bytat)
    • växla werkwoord (växlar, växlade, växlat)
    • utbyta werkwoord (utbyter, utbytte, utbytt)
    • utväxla werkwoord (utväxlar, utväxlade, utväxlat)
  3. wisselen (omwisselen)
    byta; växla
    • byta werkwoord (bytar, bytade, bytat)
    • växla werkwoord (växlar, växlade, växlat)
  4. wisselen (uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; afwisselen)
    variera
    • variera werkwoord (varierar, varierade, varierat)

Conjugations for wisselen:

o.t.t.
  1. wissel
  2. wisselt
  3. wisselt
  4. wisselen
  5. wisselen
  6. wisselen
o.v.t.
  1. wisselde
  2. wisselde
  3. wisselde
  4. wisselden
  5. wisselden
  6. wisselden
v.t.t.
  1. heb gewisseld
  2. hebt gewisseld
  3. heeft gewisseld
  4. hebben gewisseld
  5. hebben gewisseld
  6. hebben gewisseld
v.v.t.
  1. had gewisseld
  2. had gewisseld
  3. had gewisseld
  4. hadden gewisseld
  5. hadden gewisseld
  6. hadden gewisseld
o.t.t.t.
  1. zal wisselen
  2. zult wisselen
  3. zal wisselen
  4. zullen wisselen
  5. zullen wisselen
  6. zullen wisselen
o.v.t.t.
  1. zou wisselen
  2. zou wisselen
  3. zou wisselen
  4. zouden wisselen
  5. zouden wisselen
  6. zouden wisselen
diversen
  1. wissel!
  2. wisselt!
  3. gewisseld
  4. wisselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor wisselen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
byta kleingeld; ruilen; wisselgeld
flytta uitnemen
växla ruilen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
byta inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen naar een andere versnelling overgaan; ruilen; schakelen; uitwisselen; verruilen
flytta omruilen; omwisselen; ruilen; verwisselen; wisselen bewegen; disloqueren; iets verplaatsen; overplaatsen; roeren; schuivend verplaatsen; standplaats veranderen; verhuizen; verkassen; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vertillen; vervoeren; verzetten; voor zich uitschuiven; zich verplaatsen
utbyta inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen
utväxla inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen
variera afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen overhoop liggen; overhoopliggen
växla inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen aflossen; inruilen; naar een andere versnelling overgaan; remplaceren; ruilen; schakelen; uitwisselen; vernieuwen; verruilen; vervangen; verwisselen

Verwante woorden van "wisselen":


Synoniemen voor "wisselen":


Verwante definities voor "wisselen":

  1. het een geven voor het ander1
    • bij de grens moesten we geld wisselen1
  2. telkens anders zijn1
    • de stemming wisselt1

Wiktionary: wisselen


Cross Translation:
FromToVia
wisselen utväxla austauschen — sich wechselseitig Gleichartiges geben
wisselen förvandla; förväxla; förändra; växla transformermétamorphoser, donner à une personne ou à une chose une autre forme que celle qui lui est propre ou qu’elle avait précédemment.
wisselen utbyta; bortbyta; utväxla échangerdonner une chose contre une autre.

wisselen vorm van wissel:

wissel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de wissel (postwissel)
    postanvisning; revers
  2. de wissel (spoorwegwissel)
    spår
    • spår [-ett] zelfstandig naamwoord
  3. de wissel (wisselspeler; invaller)
    byta spelare
  4. de wissel (wisselbrief)
    växel
    • växel [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor wissel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
byta spelare invaller; wissel; wisselspeler
postanvisning postwissel; wissel
revers postwissel; wissel obligatielening; promesse
spår spoorwegwissel; wissel aanwijzing; baan; gleuven; groeven; hielspoor; nummer; parcours; sleuven; smalle uithollingen; spoor
växel wissel; wisselbrief kredietbrief; pook; schakelinrichting; schakeloptie; switch; tandrad; tandwiel; versnelling; versnellingshandel; versnellingspook; wisseling

Verwante woorden van "wissel":

  • wisselen, wissels, wisseltje, wisseltjes

Wiktionary: wissel

wissel
noun
  1. bankdocument

Cross Translation:
FromToVia
wissel växel switch — movable section of railroad track