Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wikkelen (Nederlands) in het Zweeds
wikkelen:
-
wikkelen
Conjugations for wikkelen:
o.t.t.
- wikkel
- wikkelt
- wikkelt
- wikkelen
- wikkelen
- wikkelen
o.v.t.
- wikkelde
- wikkelde
- wikkelde
- wikkelden
- wikkelden
- wikkelden
v.t.t.
- heb gewikkeld
- hebt gewikkeld
- heeft gewikkeld
- hebben gewikkeld
- hebben gewikkeld
- hebben gewikkeld
v.v.t.
- had gewikkeld
- had gewikkeld
- had gewikkeld
- hadden gewikkeld
- hadden gewikkeld
- hadden gewikkeld
o.t.t.t.
- zal wikkelen
- zult wikkelen
- zal wikkelen
- zullen wikkelen
- zullen wikkelen
- zullen wikkelen
o.v.t.t.
- zou wikkelen
- zou wikkelen
- zou wikkelen
- zouden wikkelen
- zouden wikkelen
- zouden wikkelen
diversen
- wikkel!
- wikkelt!
- gewikkeld
- wikkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wikkelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
inveckla | wikkelen | verwikkelen |
omsvepa | wikkelen |
Verwante woorden van "wikkelen":
wikkelen vorm van wikkel:
Vertaal Matrix voor wikkel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kuvert | couvert; enveloppe; omslag; wikkel | briefomslag; couverts; envelop; enveloppen |