Nederlands
Uitgebreide vertaling voor weerlichten (Nederlands) in het Zweeds
weerlichten:
Conjugations for weerlichten:
o.t.t.
- weerlicht
- weerlicht
- weerlicht
- weerlichten
- weerlichten
- weerlichten
o.v.t.
- weerlichtte
- weerlichtte
- weerlichtte
- weerlichtten
- weerlichtten
- weerlichtten
v.t.t.
- heb geweerlicht
- hebt geweerlicht
- heeft geweerlicht
- hebben geweerlicht
- hebben geweerlicht
- hebben geweerlicht
v.v.t.
- had geweerlicht
- had geweerlicht
- had geweerlicht
- hadden geweerlicht
- hadden geweerlicht
- hadden geweerlicht
o.t.t.t.
- zal weerlichten
- zult weerlichten
- zal weerlichten
- zullen weerlichten
- zullen weerlichten
- zullen weerlichten
o.v.t.t.
- zou weerlichten
- zou weerlichten
- zou weerlichten
- zouden weerlichten
- zouden weerlichten
- zouden weerlichten
diversen
- weerlicht!
- weerlichtt!
- geweerlicht
- weerlichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het weerlichten (bliksems)
Vertaal Matrix voor weerlichten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blixtar | bliksems; weerlichten | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
upplysa | bliksemen; lichten; weerlichten | bijlichten; illumineren; informeren; inlichten; op de hoogte brengen; opklaren; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen; wolken verdwijnen |
Verwante woorden van "weerlichten":
weerlicht:
-
de weerlicht (bliksem)
Vertaal Matrix voor weerlicht:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
värmeåskväder | bliksem; weerlicht | |
åska | bliksem; weerlicht | donder; donderbui; onweer |
åskväder | bliksem; weerlicht | donderbui; onweer |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
åska | donderen; onweren |