Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. warm:
  2. warmen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor warm (Nederlands) in het Zweeds

warm:

warm

  1. warm

warm bijvoeglijk naamwoord

  1. warm (brandend; vurig; gloeiend; )
    lysande; brännande

Vertaal Matrix voor warm:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
varm Warm; heet
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
varm warm
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brännande brandend; fel; fonkelend; gloeiend; hevig; vurig; warm brandend; verhit; vlammend; vurig
lysande brandend; fel; fonkelend; gloeiend; hevig; vurig; warm briljant; doorluchtige; fenomenaal; geniaal; lichtgevend; lumineus

Verwante woorden van "warm":

  • warmer, warmere, warmst, warmste, warme

Antoniemen van "warm":


Verwante definities voor "warm":

  1. hartelijk en vriendelijk1
    • we werden warm ontvangen bij die familie1
  2. met een hoge temperatuur1
    • in de zomer is het vaak warm buiten1

Wiktionary: warm


Cross Translation:
FromToVia
warm varm; het hot — having a high temperature
warm varm warm — having a temperature slightly higher than usual
warm varm chaud — De température plus haute que la normale, de température élevée.

warmen:

warmen werkwoord (warm, warmt, warmde, warmden, gewarmd)

  1. warmen
    hetta; värma; värma upp; hetta upp
    • hetta werkwoord (hettar, hettade, hettat)
    • värma werkwoord (värmer, värmde, värmt)
    • värma upp werkwoord (värmer upp, värmde upp, värmt upp)
    • hetta upp werkwoord (hettar upp, hettade upp, hettat upp)

Conjugations for warmen:

o.t.t.
  1. warm
  2. warmt
  3. warmt
  4. warmen
  5. warmen
  6. warmen
o.v.t.
  1. warmde
  2. warmde
  3. warmde
  4. warmden
  5. warmden
  6. warmden
v.t.t.
  1. heb gewarmd
  2. hebt gewarmd
  3. heeft gewarmd
  4. hebben gewarmd
  5. hebben gewarmd
  6. hebben gewarmd
v.v.t.
  1. had gewarmd
  2. had gewarmd
  3. had gewarmd
  4. hadden gewarmd
  5. hadden gewarmd
  6. hadden gewarmd
o.t.t.t.
  1. zal warmen
  2. zult warmen
  3. zal warmen
  4. zullen warmen
  5. zullen warmen
  6. zullen warmen
o.v.t.t.
  1. zou warmen
  2. zou warmen
  3. zou warmen
  4. zouden warmen
  5. zouden warmen
  6. zouden warmen
diversen
  1. warm!
  2. warmt!
  3. gewarmd
  4. warmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor warmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hetta opvlieging; vapeur
värma upp opwarmen; warming-up; warmlopen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hetta warmen
hetta upp warmen
värma warmen eten opwarmen; opwarmen; verhitten; verwarmen; warm maken
värma upp warmen op temperatuur brengen; warm worden

Verwante vertalingen van warm