Nederlands
Uitgebreide vertaling voor waaien (Nederlands) in het Zweeds
waaien:
-
waaien (hard waaien)
Conjugations for waaien:
o.t.t.
- waai
- waait
- waait
- waaien
- waaien
- waaien
o.v.t.
- woei
- woei
- woei
- woeien
- woeien
- woeien
v.t.t.
- heb gewaaid
- hebt gewaaid
- heeft gewaaid
- hebben gewaaid
- hebben gewaaid
- hebben gewaaid
v.v.t.
- had gewaaid
- had gewaaid
- had gewaaid
- hadden gewaaid
- hadden gewaaid
- hadden gewaaid
o.t.t.t.
- zal waaien
- zult waaien
- zal waaien
- zullen waaien
- zullen waaien
- zullen waaien
o.v.t.t.
- zou waaien
- zou waaien
- zou waaien
- zouden waaien
- zouden waaien
- zouden waaien
diversen
- waai!
- waait!
- gewaaid
- waaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor waaien:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blåsa | blaar; blaas; blister | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blåsa | hard waaien; waaien | aanblazen; aanwakkeren; doen opvlammen |
blåsa hårt | hard waaien; waaien | hard waaien; stormen |