Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- voortplanten:
-
Wiktionary:
- voortplanten → propagera
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor voortplanten (Nederlands) in het Zweeds
voortplanten:
-
voortplanten (vermenigvuldigen)
Conjugations for voortplanten:
o.t.t.
- plant voort
- plant voort
- plant voort
- planten voort
- planten voort
- planten voort
o.v.t.
- plantte voort
- plantte voort
- plantte voort
- plantten voort
- plantten voort
- plantten voort
v.t.t.
- heb voortgeplant
- hebt voortgeplant
- heeft voortgeplant
- hebben voortgeplant
- hebben voortgeplant
- hebben voortgeplant
v.v.t.
- had voortgeplant
- had voortgeplant
- had voortgeplant
- hadden voortgeplant
- hadden voortgeplant
- hadden voortgeplant
o.t.t.t.
- zal voortplanten
- zult voortplanten
- zal voortplanten
- zullen voortplanten
- zullen voortplanten
- zullen voortplanten
o.v.t.t.
- zou voortplanten
- zou voortplanten
- zou voortplanten
- zouden voortplanten
- zouden voortplanten
- zouden voortplanten
diversen
- plant voort!
- plant voort!
- voortgeplant
- voortplantend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor voortplanten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fortplanta | vermenigvuldigen; voortplanten | |
föröka sig | vermenigvuldigen; voortplanten | talrijker maken; uitbreiden; vergroten; vermeerderen |
Wiktionary: voortplanten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voortplanten | → propagera | ↔ propager — multiplier par voie de génération, de reproduction. |