Nederlands
Uitgebreide vertaling voor voorspiegelen (Nederlands) in het Zweeds
voorspiegelen:
voorspiegelen werkwoord (spiegel voor, spiegelt voor, spiegelde voor, spiegelden voor, voorgespiegeld)
Conjugations for voorspiegelen:
o.t.t.
- spiegel voor
- spiegelt voor
- spiegelt voor
- spiegelen voor
- spiegelen voor
- spiegelen voor
o.v.t.
- spiegelde voor
- spiegelde voor
- spiegelde voor
- spiegelden voor
- spiegelden voor
- spiegelden voor
v.t.t.
- heb voorgespiegeld
- hebt voorgespiegeld
- heeft voorgespiegeld
- hebben voorgespiegeld
- hebben voorgespiegeld
- hebben voorgespiegeld
v.v.t.
- had voorgespiegeld
- had voorgespiegeld
- had voorgespiegeld
- hadden voorgespiegeld
- hadden voorgespiegeld
- hadden voorgespiegeld
o.t.t.t.
- zal voorspiegelen
- zult voorspiegelen
- zal voorspiegelen
- zullen voorspiegelen
- zullen voorspiegelen
- zullen voorspiegelen
o.v.t.t.
- zou voorspiegelen
- zou voorspiegelen
- zou voorspiegelen
- zouden voorspiegelen
- zouden voorspiegelen
- zouden voorspiegelen
diversen
- spiegel voor!
- spiegelt voor!
- voorgespiegeld
- voorspiegelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze