Nederlands
Uitgebreide vertaling voor volstorten (Nederlands) in het Zweeds
volstorten:
-
volstorten (vullen; volplempen; volmaken)
Conjugations for volstorten:
o.t.t.
- stort vol
- stort vol
- stort vol
- storten vol
- storten vol
- storten vol
o.v.t.
- stortte vol
- stortte vol
- stortte vol
- stortten vol
- stortten vol
- stortten vol
v.t.t.
- heb volgestort
- hebt volgestort
- heeft volgestort
- hebben volgestort
- hebben volgestort
- hebben volgestort
v.v.t.
- had volgestort
- had volgestort
- had volgestort
- hadden volgestort
- hadden volgestort
- hadden volgestort
o.t.t.t.
- zal volstorten
- zult volstorten
- zal volstorten
- zullen volstorten
- zullen volstorten
- zullen volstorten
o.v.t.t.
- zou volstorten
- zou volstorten
- zou volstorten
- zouden volstorten
- zouden volstorten
- zouden volstorten
diversen
- stort vol!
- stort vol!
- volgestort
- volstortend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
volstorten (volstorting)
Vertaal Matrix voor volstorten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
betalning | volstorten; volstorting | afrekening; afrekening in het criminele circuit; arbeidsloon; betalen; betaling; bezoldiging; dokken; gage; genoegdoening; honorarium; inkomen; inkomen uit onderneming; loon; nettolading; salaris; soldij; traktement; uitbetaling; verdienste; voldoen; wedde |
fylla | dronkenschap | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fylla | volmaken; volplempen; volstorten; vullen | dichtgooien; farceren; gaten dichten; ineen duwen; opvullen; opzetten; plomberen; proppen; stoppen; volgieten; volgooien; volpompen; volschenken; vullen |
fylla upp | volmaken; volplempen; volstorten; vullen | bijvullen; vullen |
Computer vertaling door derden: