Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor volmaakt (Nederlands) in het Zweeds

volmaakt:

volmaakt bijvoeglijk naamwoord

  1. volmaakt (perfect; ideaal)
    förträfflig; perfekt; förträffligt
  2. volmaakt (uitstekend; uitmuntend; voortreffelijk; perfect; patent)
    perfekt; fullständig; fullständigt; fulländad; fullkomligt; fulländat
  3. volmaakt (perfect; foutloos)
    perfekt

Vertaal Matrix voor volmaakt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
perfekt uitnemendheid; voortreffelijkheid
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fullkomligt patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk afgerond; baarlijk; gecompleteerd
fullständig patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk af; afgelopen; algeheel; beëindigd; compleet; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; kompleet; over; uit; volkomen; volledig; volslagen; voltooid; voorbij
fullständigt patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk af; afgelopen; afgerond; algeheel; baarlijk; beëindigd; compleet; gecompleteerd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; integraal; klaar; kompleet; over; uit; volkomen; volledig; volslagen; voltooid; voorbij
fulländad patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk
fulländat patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk
förträfflig ideaal; perfect; volmaakt heerlijk; kostelijk; uitstekend; voortreffelijk
förträffligt ideaal; perfect; volmaakt heerlijk; hoogwaardig; kostelijk; perfect; prima; uitstekend; van goede kwaliteit; voortreffelijk
perfekt foutloos; ideaal; patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk briljant; excellent; puik; subliem; superbe; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk

Verwante woorden van "volmaakt":

  • volmaaktheid, volmaakter, volmaaktere, volmaaktst, volmaaktste

Wiktionary: volmaakt

volmaakt
adverb
  1. zonder enig gebrek

Cross Translation:
FromToVia
volmaakt absolut parfait — Qui réunir toutes les qualités, sans nul mélange de défauts.

volmaken:

volmaken werkwoord (volmaak, volmaakt, volmaakte, volmaakten, volmaakt)

  1. volmaken (voltooien; completeren; afronden; )
    avsluta; färdigställa
    • avsluta werkwoord (avslutar, avslutade, avslutat)
    • färdigställa werkwoord (färdigställer, färdigställde, färdigställt)
  2. volmaken (volstorten; vullen; volplempen)
    fylla upp; fylla
    • fylla upp werkwoord (fyller upp, fyllde upp, fyllt upp)
    • fylla werkwoord (fyller, fyllde, fyllt)

Conjugations for volmaken:

o.t.t.
  1. volmaak
  2. volmaakt
  3. volmaakt
  4. volmaken
  5. volmaken
  6. volmaken
o.v.t.
  1. volmaakte
  2. volmaakte
  3. volmaakte
  4. volmaakten
  5. volmaakten
  6. volmaakten
v.t.t.
  1. heb volmaakt
  2. hebt volmaakt
  3. heeft volmaakt
  4. hebben volmaakt
  5. hebben volmaakt
  6. hebben volmaakt
v.v.t.
  1. had volmaakt
  2. had volmaakt
  3. had volmaakt
  4. hadden volmaakt
  5. hadden volmaakt
  6. hadden volmaakt
o.t.t.t.
  1. zal volmaken
  2. zult volmaken
  3. zal volmaken
  4. zullen volmaken
  5. zullen volmaken
  6. zullen volmaken
o.v.t.t.
  1. zou volmaken
  2. zou volmaken
  3. zou volmaken
  4. zouden volmaken
  5. zouden volmaken
  6. zouden volmaken
diversen
  1. volmaak!
  2. volmaakt!
  3. volmaakt
  4. volmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor volmaken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avsluta afkrijgen
fylla dronkenschap
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avsluta afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien aankomen; aflopen met; afronden; afsluiten; beëindigen; compleet maken; completeren; eindigen; fiksen; finishen; haspelen; klaarspelen; laatste gedeelte afmaken; leegeten; naar einde toewerken; op een haspel winden; opeten; opklossen; opwikkelen; opwinden; raken; ten einde zijn; terechtkomen; treffen; uithebben; uitkrijgen; vervolledigen; volledig maken; voor elkaar krijgen
fylla volmaken; volplempen; volstorten; vullen dichtgooien; farceren; gaten dichten; ineen duwen; opvullen; opzetten; plomberen; proppen; stoppen; volgieten; volgooien; volpompen; volschenken; vullen
fylla upp volmaken; volplempen; volstorten; vullen bijvullen; vullen
färdigställa afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien uithebben

Wiktionary: volmaken


Cross Translation:
FromToVia
volmaken förfullständiga; fullständiga; utfylla; komplettera compléterrendre complet.