Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vloeiend (Nederlands) in het Zweeds
vloeiend:
-
vloeiend (vliedend; vlot; stromend)
flytande; flytandet; strömmandet-
flytande bijvoeglijk naamwoord
-
flytandet bijvoeglijk naamwoord
-
strömmandet bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor vloeiend:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
flytande | drijven | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
flytande | stromend; vliedend; vloeiend; vlot | zwevend |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
flytandet | stromend; vliedend; vloeiend; vlot | |
strömmandet | stromend; vliedend; vloeiend; vlot | gegolfd; golvend |
Verwante woorden van "vloeiend":
vloeien:
-
vloeien (stromen; lopen)
-
vloeien (in stralen lopen)
Conjugations for vloeien:
o.t.t.
- vloei
- vloeit
- vloeit
- vloeien
- vloeien
- vloeien
o.v.t.
- vloeide
- vloeide
- vloeide
- vloeiden
- vloeiden
- vloeiden
v.t.t.
- ben gevloeid
- bent gevloeid
- is gevloeid
- zijn gevloeid
- zijn gevloeid
- zijn gevloeid
v.v.t.
- was gevloeid
- was gevloeid
- was gevloeid
- waren gevloeid
- waren gevloeid
- waren gevloeid
o.t.t.t.
- zal vloeien
- zult vloeien
- zal vloeien
- zullen vloeien
- zullen vloeien
- zullen vloeien
o.v.t.t.
- zou vloeien
- zou vloeien
- zou vloeien
- zouden vloeien
- zouden vloeien
- zouden vloeien
diversen
- vloei!
- vloeit!
- gevloeid
- vloeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vloeien:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
forsa | in stralen lopen; vloeien | |
rinna | lopen; stromen; vloeien | |
strömma | in stralen lopen; lopen; stromen; vloeien | golven; golvend bewegen; voortvloeien uit |
Verwante woorden van "vloeien":
Wiktionary: vloeien
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vloeien | → flyta; strömma | ↔ flow — to move as a fluid |
• vloeien | → välla | ↔ well — to issue forth |
• vloeien | → flöde | ↔ Fluss — ein stetiger Ablauf; das Fließen |
• vloeien | → flyta; flöda | ↔ fließen — (intransitiv) von einer Flüssigkeit: sich kontinuierlich bewegen |
• vloeien | → flyta; flöda | ↔ fließen — (intransitiv) Physik: austauschen von Ladungsträgern |
• vloeien | → flyta; flöda | ↔ fließen — (intransitiv) Wirtschaft: transferieren von Zahlungsmitteln |
• vloeien | → rinna; strömma | ↔ couler — Traductions à trier suivant le sens |