Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. vitten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vitten (Nederlands) in het Zweeds

vitten:

vitten werkwoord (vit, vitte, vitten, gevit)

  1. vitten
    häckla; gnata; hacka på
    • häckla werkwoord (häcklar, häcklade, häcklat)
    • gnata werkwoord (gnatar, gnatade, gnatat)
    • hacka på werkwoord (hackar på, hackrade på, hackat pår)

Conjugations for vitten:

o.t.t.
  1. vit
  2. vit
  3. vit
  4. vitten
  5. vitten
  6. vitten
o.v.t.
  1. vitte
  2. vitte
  3. vitte
  4. vitten
  5. vitten
  6. vitten
v.t.t.
  1. heb gevit
  2. hebt gevit
  3. heeft gevit
  4. hebben gevit
  5. hebben gevit
  6. hebben gevit
v.v.t.
  1. had gevit
  2. had gevit
  3. had gevit
  4. hadden gevit
  5. hadden gevit
  6. hadden gevit
o.t.t.t.
  1. zal vitten
  2. zult vitten
  3. zal vitten
  4. zullen vitten
  5. zullen vitten
  6. zullen vitten
o.v.t.t.
  1. zou vitten
  2. zou vitten
  3. zou vitten
  4. zouden vitten
  5. zouden vitten
  6. zouden vitten
diversen
  1. vit!
  2. vit!
  3. gevit
  4. vittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vitten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gnata vitten bedillen; betuttelen; etteren; griepen; klagen; klieren; zeiken; zeuren
hacka på vitten bedillen
häckla vitten