Nederlands
Uitgebreide vertaling voor viesheid (Nederlands) in het Zweeds
viesheid:
-
de viesheid (walgelijkheid)
motbjudande-
motbjudande zelfstandig naamwoord
-
-
de viesheid (smerigheid; viezigheid; vuil; vuiligheid; vuilheid)
Vertaal Matrix voor viesheid:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
motbjudande | viesheid; walgelijkheid | |
orenhet | smerigheid; viesheid; viezigheid; vuil; vuilheid; vuiligheid | onzindelijkheid; onzuiverheid; smeerlapperij; viespeukerij; viezigheid |
skitighet | smerigheid; viesheid; viezigheid; vuil; vuilheid; vuiligheid | |
smutsighet | smerigheid; viesheid; viezigheid; vuil; vuilheid; vuiligheid | drab; morsigheid; slonzigheid; smeerlapperij; smerigheid; viespeukerij; viezigheid; vuil; vuilheid; vuiligheid; zwijnenboel |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
motbjudande | onappetijtelijk; onsmakelijk; onverkwikkelijk; stuitend; walgelijk |
Verwante woorden van "viesheid":
vies:
-
vies (met vuil bemorst; smerig; vuil; morsig)
-
vies (goor; walgelijk; weerzinwekkend; ranzig; onverkwikkelijk; smerig; stuitend)
förorenad; riktigt smutsigt; smutsigt; äcklig; äckligt; riktigt smutsig-
förorenad bijvoeglijk naamwoord
-
riktigt smutsigt bijvoeglijk naamwoord
-
smutsigt bijvoeglijk naamwoord
-
äcklig bijvoeglijk naamwoord
-
äckligt bijvoeglijk naamwoord
-
riktigt smutsig bijvoeglijk naamwoord
-
-
vies (obsceen; vunzig; zedeloos; schuin)
-
vies (morsig; slordig; viezig; vuil; smerig; voddig; ranzig; vunzig; slonzig)