Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- verzadigd:
- verzadigen:
-
Wiktionary:
- verzadigd → mätt
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verzadigd (Nederlands) in het Zweeds
verzadigd:
-
verzadigd (volgegeten; vol)
-
verzadigd (vol)
tillfredställd; tillfredställt-
tillfredställd bijvoeglijk naamwoord
-
tillfredställt bijvoeglijk naamwoord
-
-
verzadigd (voldaan; tevreden; bevredigd; vergenoegd; genoeg)
Vertaal Matrix voor verzadigd:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
nöjd | vergenoegdheid | |
tillfredställd | content; genoegen; tevredenheid; vergenoegdheid | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
befriad | bevredigd; genoeg; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan | |
befriat | bevredigd; genoeg; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan | vrijgesteld |
fullt | verzadigd; vol; volgegeten | aangeschoten; afgeladen; beneveld; beschonken; dronken; opgevuld; vol; volgestopt |
mätt | verzadigd; vol; volgegeten | afgemeten; opgemeten |
mättad | verzadigd; vol; volgegeten | |
nöjd | verzadigd; vol; volgegeten | |
tillfredställd | verzadigd; vol | |
tillfredställt | verzadigd; vol | gelukkig; tevreden; vergenoegd; voldaan |
verzadigd vorm van verzadigen:
-
verzadigen (verzadigd maken)
-
verzadigen (zich de buik vol eten)
Conjugations for verzadigen:
o.t.t.
- verzadig
- verzadigt
- verzadigt
- verzadigen
- verzadigen
- verzadigen
o.v.t.
- verzadigde
- verzadigde
- verzadigde
- verzadigden
- verzadigden
- verzadigden
v.t.t.
- heb verzadigd
- hebt verzadigd
- heeft verzadigd
- hebben verzadigd
- hebben verzadigd
- hebben verzadigd
v.v.t.
- had verzadigd
- had verzadigd
- had verzadigd
- hadden verzadigd
- hadden verzadigd
- hadden verzadigd
o.t.t.t.
- zal verzadigen
- zult verzadigen
- zal verzadigen
- zullen verzadigen
- zullen verzadigen
- zullen verzadigen
o.v.t.t.
- zou verzadigen
- zou verzadigen
- zou verzadigen
- zouden verzadigen
- zouden verzadigen
- zouden verzadigen
diversen
- verzadig!
- verzadigt!
- verzadigd
- verzadigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verzadigen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
mätta | verzadigd maken; verzadigen | dikker worden; geconcentreerder worden; honger stillen; stollen |
äta sig mätt | verzadigen; zich de buik vol eten |