Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- verworpen:
- verwerpen:
-
Wiktionary:
- verwerpen → förvisa, avslå, avvisa, avböja, ta avstånd ifrån, avstå ifrån, underkänna, kugga, kräkas, spy, neka, vägra, tacka nej till, missbilliga, förjaga
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verworpen (Nederlands) in het Zweeds
verworpen:
-
verworpen (verstoten; uitgestoten)
Vertaal Matrix voor verworpen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
utstött | lepralijder; melaatse; paria; uitgestotene | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
utstött | uitgestoten; verstoten; verworpen |
Verwante woorden van "verworpen":
verwerpen:
-
verwerpen (afwijzend; weigerachtig; terugwijzend)
avvisande; motsträvigt; ovillig; ovilligt-
avvisande bijvoeglijk naamwoord
-
motsträvigt bijvoeglijk naamwoord
-
ovillig bijvoeglijk naamwoord
-
ovilligt bijvoeglijk naamwoord
-
Conjugations for verwerpen:
o.t.t.
- verwerp
- verwerpt
- verwerpt
- verwerpen
- verwerpen
- verwerpen
o.v.t.
- verwierp
- verwierp
- verwierp
- verwierpen
- verwierpen
- verwierpen
v.t.t.
- heb verworpen
- hebt verworpen
- heeft verworpen
- hebben verworpen
- hebben verworpen
- hebben verworpen
v.v.t.
- had verworpen
- had verworpen
- had verworpen
- hadden verworpen
- hadden verworpen
- hadden verworpen
o.t.t.t.
- zal verwerpen
- zult verwerpen
- zal verwerpen
- zullen verwerpen
- zullen verwerpen
- zullen verwerpen
o.v.t.t.
- zou verwerpen
- zou verwerpen
- zou verwerpen
- zouden verwerpen
- zouden verwerpen
- zouden verwerpen
diversen
- verwerp!
- verwerpt!
- verworpen
- verwerpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verwerpen:
Wiktionary: verwerpen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verwerpen | → förvisa | ↔ abandon — to cast out |
• verwerpen | → avslå; avvisa | ↔ reject — refuse to accept |
• verwerpen | → avböja; ta avstånd ifrån; avstå ifrån | ↔ ablehnen — zu etwas nein sagen; etwas zurückweisen oder missbilligen |
• verwerpen | → underkänna; kugga | ↔ refuser — rejeter une demande, ne pas accorder ce qui demander ; ne pas vouloir faire ce qui est exiger, prescrire, ordonné. |
• verwerpen | → kräkas; spy; neka; vägra; tacka nej till | ↔ rejeter — Traductions à trier suivant le sens |
• verwerpen | → tacka nej till; neka; vägra; missbilliga; förjaga | ↔ repousser — Pousser en arrière, rejeter ; faire reculer quelqu’un, écarter de soi quelque chose. |