Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verwikkelen (Nederlands) in het Zweeds
verwikkelen:
-
verwikkelen (erbij betrekken)
-
verwikkelen
Conjugations for verwikkelen:
o.t.t.
- verwikkel
- verwikkelt
- verwikkelt
- verwikkelen
- verwikkelen
- verwikkelen
o.v.t.
- verwikkelde
- verwikkelde
- verwikkelde
- verwikkelden
- verwikkelden
- verwikkelden
v.t.t.
- heb verwikkeld
- hebt verwikkeld
- heeft verwikkeld
- hebben verwikkeld
- hebben verwikkeld
- hebben verwikkeld
v.v.t.
- had verwikkeld
- had verwikkeld
- had verwikkeld
- hadden verwikkeld
- hadden verwikkeld
- hadden verwikkeld
o.t.t.t.
- zal verwikkelen
- zult verwikkelen
- zal verwikkelen
- zullen verwikkelen
- zullen verwikkelen
- zullen verwikkelen
o.v.t.t.
- zou verwikkelen
- zou verwikkelen
- zou verwikkelen
- zouden verwikkelen
- zouden verwikkelen
- zouden verwikkelen
diversen
- verwikkel!
- verwikkelt!
- verwikkeld
- verwikkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verwikkelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förknippa | verwikkelen | |
hopfläta | verwikkelen | |
inveckla | verwikkelen | wikkelen |
komplicera | verwikkelen | compliceren; ingewikkeld maken; moeilijk maken |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
involvera | erbij betrekken; verwikkelen |