Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verweken (Nederlands) in het Zweeds
verweken:
-
verweken (ontharden; zachtmaken)
-
verweken (week maken; ontharden; weken; zachtmaken; in de week zetten)
-
verweken (week worden)
Conjugations for verweken:
o.t.t.
- verweek
- verweekt
- verweekt
- verweken
- verweken
- verweken
o.v.t.
- verweekte
- verweekte
- verweekte
- verweekten
- verweekten
- verweekten
v.t.t.
- ben verweekt
- bent verweekt
- is verweekt
- zijn verweekt
- zijn verweekt
- zijn verweekt
v.v.t.
- was verweekt
- was verweekt
- was verweekt
- waren verweekt
- waren verweekt
- waren verweekt
o.t.t.t.
- zal verweken
- zult verweken
- zal verweken
- zullen verweken
- zullen verweken
- zullen verweken
o.v.t.t.
- zou verweken
- zou verweken
- zou verweken
- zouden verweken
- zouden verweken
- zouden verweken
diversen
- verweek!
- verweekt!
- verweekt
- verwekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verweken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blöta igenom | in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken | doorweken; inweken |
låta blöta igenom | in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken | |
mjuka upp | ontharden; verweken; zachtmaken | vertederen |
mjukna | verweken; week worden | |
vekna | verweken; week worden | aan kracht inboeten; doen smelten; uitputten; verslappen; verzwakken; zwak worden; zwakker worden |