Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verweerd (Nederlands) in het Zweeds
verweerd:
-
verweerd
sönderfallen; sönderfallet; förvittrat-
sönderfallen bijvoeglijk naamwoord
-
sönderfallet bijvoeglijk naamwoord
-
förvittrat bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor verweerd:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förvittrat | verweerd | |
sönderfallen | verweerd | te gronde; vernield; verwoest |
sönderfallet | verweerd | te gronde; vernield; verwoest |
verweerd vorm van verweren:
-
verweren (verdedigen; afweren; weren)
-
verweren (wegstemmen; verwerpen; afwijzen; afstemmen; terugwijzen; afketsen)
Conjugations for verweren:
o.t.t.
- verweer
- verweert
- verweert
- verweren
- verweren
- verweren
o.v.t.
- verweerde
- verweerde
- verweerde
- verweerden
- verweerden
- verweerden
v.t.t.
- heb verweerd
- hebt verweerd
- heeft verweerd
- hebben verweerd
- hebben verweerd
- hebben verweerd
v.v.t.
- had verweerd
- had verweerd
- had verweerd
- hadden verweerd
- hadden verweerd
- hadden verweerd
o.t.t.t.
- zal verweren
- zult verweren
- zal verweren
- zullen verweren
- zullen verweren
- zullen verweren
o.v.t.t.
- zou verweren
- zou verweren
- zou verweren
- zouden verweren
- zouden verweren
- zouden verweren
diversen
- verweer!
- verweert!
- verweerd
- verwerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het verweren (verwering; erosie)
-
het verweren (verdedigen; weren; afweren)
försvarande-
försvarande zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor verweren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
erosion | erosie; verweren; verwering | erosie; slijtage; slijting |
försvarande | afweren; verdedigen; verweren; weren | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
avslå | afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen | afkeuren; afstemmen; afwijzen; veroordelen; verwerpen |
avvisa | afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen | afzien van rechtsvervolging; hardvallen; onvriendelijk bejegenen; seponeren; weigeren |
försvara | afweren; verdedigen; verweren; weren | |
nerrösta | afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen |