Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vervallend (Nederlands) in het Zweeds
vervallend:
-
vervallend (afnemend; achteruitgaand)
minskande; avtagande; minskandet; avtagandet; sjunkandet-
minskande bijvoeglijk naamwoord
-
avtagande bijvoeglijk naamwoord
-
minskandet bijvoeglijk naamwoord
-
avtagandet bijvoeglijk naamwoord
-
sjunkandet bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor vervallend:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
avtagande | achteruitgang; afname; afzwakking; daling; korten; krimpen; minder worden; minderen; ontnemen; sluiereffect; terugloop; val; vermindering; verval | |
minskande | afzwakking; korten; krimpen; minderen; vermindering | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
avtagande | achteruitgaand; afnemend; vervallend | minderend; slinkend; tanend; verminderend; zwemend |
avtagandet | achteruitgaand; afnemend; vervallend | minderend; slinkend; verminderend |
minskande | achteruitgaand; afnemend; vervallend | dalend |
minskandet | achteruitgaand; afnemend; vervallend | |
sjunkandet | achteruitgaand; afnemend; vervallend |
vervallend vorm van vervallen:
-
vervallen (bouwvallig worden)
-
vervallen (verstrijken; voorbijgaan; verlopen; vergaan; aflopen)
-
vervallen (flauw hellend aflopend; aflopen; glooien)
-
vervallen (minder worden; declineren; afnemen; verminderen; dalen; teruggaan; tanen; minderen)
-
vervallen (wegzinken; wegglijden; inzinken; aftakelen; afzakken; afglijden)
-
vervallen (vergaan; verkommeren)
Conjugations for vervallen:
o.t.t.
- verval
- vervalt
- vervalt
- vervallen
- vervallen
- vervallen
o.v.t.
- verviel
- verviel
- verviel
- vervielen
- vervielen
- vervielen
v.t.t.
- ben vervallen
- bent vervallen
- is vervallen
- zijn vervallen
- zijn vervallen
- zijn vervallen
v.v.t.
- was vervallen
- was vervallen
- was vervallen
- waren vervallen
- waren vervallen
- waren vervallen
o.t.t.t.
- zal vervallen
- zult vervallen
- zal vervallen
- zullen vervallen
- zullen vervallen
- zullen vervallen
o.v.t.t.
- zou vervallen
- zou vervallen
- zou vervallen
- zouden vervallen
- zouden vervallen
- zouden vervallen
diversen
- verval!
- vervalt!
- vervallen
- vervallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
vervallen (verstreken; beëindigd; verlopen; voorbij)
-
vervallen (versleten; afgeleefd; oud; afgedragen; afgetrapt)
-
het vervallen (verstrijken)
övergående-
övergående zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor vervallen:
Wiktionary: vervallen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vervallen | → tackla av; förfalla; försämras; mattas | ↔ decay — deteriorate |
• vervallen | → förfallen; nedgången | ↔ dilapidated — having fallen into a state of disrepair |
• vervallen | → löpa ut; gå ut | ↔ expire — become invalid |
• vervallen | → förfallen | ↔ fällig — veraltet: verfallend |
• vervallen | → obruklig | ↔ désuet — qui n’est plus en usage |